Een persoonlijke herinnering uit mijn tienerjaren toen het leven toch wel even
anders was dan nu…
EARPEL HAAL’N
Mijn ouders hebben beide wereldoorlogen meegemaakt, de eerste als schoolgaand
kind, de tweede als jong echtpaar. Naast alle andere ongemakken vonden ze het
gebrek aan voldoende en goed voedsel het schrijnendst. Omdat in mijn kindertijd
de koude oorlog in alle hevigheid woedde en de Rus ieder moment in de achtertuin
kon staan, besloten ze een flinke noodvoorraad aan te leggen, kortom te
hamsteren.
Bij ons in de kelder stonden naast een zuurkoolvat dan ook talrijke wekflessen
met vlees, bonen en fruit terwijl op zolder een kast was vrijgemaakt voor
koffie, thee, suiker en pijptabak voor vader.
Maar het belangrijkste waren de aardappelen( earpel of tuffel zoals wij in
Twente zeggen).
Hiervoor was in de kelder door middel van een houten schot ruimte geschapen voor
twee zakken vol van dit onmisbare basisvoedsel dat regelmatig met een poeder
moest worden bestrooid tegen het uitlopen. Enige keren per jaar kwam er een boer
uit Buurse die meerdere klanten in onze buurt had, om de geslonken voorraad aan
te vullen. Eerst kwam hij met een platte wagen getrokken door een stevige
Belgische knol, later toen de wederopbouw vruchten begon af te werpen met een
trekker.
En juist omdat het iedereen wat beter ging en aardappelen goedkoper werden en er
door de aanvoer uit Malta geen schaarste meer ontstond, stopte de boer uit
gebrek aan klandizie met thuisbezorgen. Wilden we zijn earpel nog, dan moesten
we ze zelf komen halen aan de boerderij…
En hier nu kom ik in beeld. Vader en moeder vonden dat een aardig klusje voor
mij waarbij ik het nodige verantwoordelijkheidsgevoel en doorzettingsvermogen
kon opdoen….
Nu zou dat niet zo’n probleem zijn geweest als de boer niet zover weg had
gewoond. Dat was voor ons aan de Buurserstraat (daar heet dat Broekheurnerweg)
precies tegenover het voormalige café de Boomgaard met de fraaie kastanjebomen.
De eerste keer op mijn eigen fiets werd een fiasco. Ik kon mijn evenwicht door
de zware instabiele vracht achterop niet goed houden en heb dan ook een groot
stuk balend te voet af moeten leggen.
De oplossing werd gevonden met de omafiets van moeder. Hier kon ik de 35 kilo
wegende zak met earpel tussen mijn knieën houden terwijl het bovenste gedeelte
met een touwtje aan het stuur was vastgemaakt. Het was een verbetering maar ik
voelde me nadien door het voortdurend met de benen wijd te moeten fietsen, als
een dame van lichte zeden na een dag van stevig aanpoten.
Het was vooral de afstand die mijn afkeer van het klusje steeds groter maakte en
ik prakkezeerde me suf over een eenvoudiger oplossing. Maar het is nooit zo
donker of het wordt wel weer licht.
Toen ik mijn probleem met enige klasgenoten van de ULO deelde, sprak ene Gerrit
H. wervend; “Woarum goa’j nich noar mien tante an de Geessinkweg, zee verkoch ok
earpl?”
Ondanks de druilerige dag brak de zon voor mij door. Gerrit H. gaf mij het adres
en vanuit school fietste ik er meteen langs om polshoogte te nemen. Het was een
kleine boerderij redelijk vooraan in de Geessinkweg en vanaf de Frederikastraat
hooguit 20 minuten heen en terug. Ik besloot het er een keer op te wagen zonder
mijn ouders in te lichten want die zouden zeker bezwaren aanvoeren.
Toen de bodem van de earpelkelder weer eens in zicht was, zei ik niets over mijn
nieuwe adresje en peddelde eerst in alle rust naar mijn nichtje op het Tuindorp
Broekheurne dat door polio aan bed gekluisterd was. Ze was blij me te zien en we
kletsten er onder een kopje thee heel wat af.
Tegen dat de tijd dat ik normaal uit Buurse terug zou zijn, nam ik afscheid en
begaf me vol goede moed naar de Geessinkweg. Ik reed het erf op en weldra kwam
een jonge boerin in overall naar buiten. “Ik wol gearn ’n zak earpel”, sprak ik
vriendelijk. “Wi’j hebt gèn earpel”,was het bitse antwoord waarbij ze me aankeek
met een blik die ik herkende van andere vrouwen of meisjes met wie ik hoopvol
contact zocht en waaruit een zekere afschuw of weerzin sprak die ik voor mezelf
vertaalde naar het milder klinkende; aversie. Normaal had ik nu afscheid genomen
en weer een zegeltje bijgeplakt in de spaarkaart voor mijn groeiend
minderwaardigheidscomplex, maar nu was de nood hoog en moest ik handelen. Buurse
was veel te ver om nog voor het eten terug te zijn. Dus zei ik wanhopig, “Mear
Gerrit H. hef mi’j hier hen stuurt!” Bij het horen van die naam verzachtten zich
de harde trekken in haar gelaat en onderwierp ze me ter controle aan een
kruisverhoor met vragen als; waar ik Gerrit H.van kende en waar hij woonde. Ik
prees hem regelrecht de hemel in en werd tenslotte uitgenodigd mee te gaan naar
een schuur waar ik mijn jutezak op mocht houden en zij hem met de greep uit een
daar aanwezige grote berg earpel vulde. Ik was de koning te rijk want ze waren
van goede kwaliteit en zelfs nog goedkoper dan in Buurse….. Een stuk hartelijker
dan dat ze me had begroet nam ze afscheid en; “as wi’j mear earpel nödig hadd’n,
mocht ik wa wier komm’n.” Waarmee het aloude gezegde; wat een boer niet kent dat
vreet hij niet, kon worden aangevuld met; wie een boer niet kent, die helpt hij
niet. Mijn ouders hebben het nooit geweten totdat ik het jaren later in een
openhartige bui heb verteld. Ze moesten er om lachen. Twee keer ben ik nog bij
de boerin geweest om earpel te halen daarna kwamen ook mijn ouders er achter dat
de droogkokers uit de IJsselmeerpolders in de zelfbediening net zo goed waren en
minder gedoe eisten terwijl de Russen achter het ijzeren gordijn bleven….
Ik was van een zwaar en tijdrovend corvee verlost en heel wat levenservaring
rijker.