ACHTERLANGS        (Gedicht van Willem Wilmink (gezongen door Hermien Timmerman)



Onlangs was er op TV een documentaire te zien over Gert en Hermien Timmerman.
Niet iets waar je blij van werd.
Nu behoorde hun genre ( hoewel ze goede muzikanten waren) nooit tot mijn favorieten en ik vond ze vaak overdreven en gemaakt, vooral toen ze plotseling in de Heer gingen en ik had er hier nooit iets over geschreven of laten horen wanneer ik niet toevallig tussen reacties op de documentaire gestuit was op het door Hermien gezongen prachtig gedicht “Achterlangs” van Willem Wilmink waarvoor de melodie werd gecomponeerd door niemand minder dan Fred Gaasbeek, ook wel Freddy Golden genoemd, die net als zijn broer John ( gitarist van Songfestivalwinnaar Teach Inn) bij ons op de Stevenfenneschool zat en buurjongens waren van Gery aan de Broekheunerweg.
Wilmink zal op het idee voor het gedicht zijn gekomen toen hij ging studeren in Amsterdam waar hij door heimwee werd geplaagd. Hij zag de achterkant van de huizen langs het spoor vanuit de coupé van de trein waarmee hij na thuis te zijn geweest terug moest naar de hoofdstad.
Soms een moestuintje maar ook vaak oude schuurtjes, kippenhokken en opslag van rotzooi....
Zijn conclusie was dat het ware leven zich aan de achterkant afspeelde, dat hij daar het warme “thuis” zou vinden wat hij in Amsterdam zo miste, waar hij welkom was en hij zijn overleden geliefden weer zou treffen, maar dat vanuit de doorrijdende trein onbereikbaar was....
ar was....



 
ACHTERLANGS  


De meeste treinen rijden achterlangs het leven.

Je ziet een schuurtje met een fiets er tegen aan.

Een kleine jongen is nog op, hij mag nog even.

Je ziet een keukendeur een eindje openstaan.

Als je maar niet door deze trein werd voortgedreven,

Zou je daar zondermeer naar binnen kunnen gaan.

 

Zodra de schemer was gedaald,

Was je niet langer meer verdwaald.

 

En je ontmoette daar niet eens verbaasde blikken.

Je zou toch komen? Iedereen had het vermoed.

Ze zouden even haast onmerkbaar naar je knikken.

Want wie verwacht is, wordt maar nauwelijks begroet.

Je zou je zomaar aan hun tafel kunnen schikken

En alle dingen waren plotseling weer goed.

 

Zodra de schemer was gedaald,

Was je niet langer meer verdwaald.


 

Je hoefde daar geen druppel alcohol te drinken,

Want grenadine zou je smaken als cognac.

Je zag het haardvuur achter micaruitjes blinken,

Er kwam een merel zitten zingen op het dak.

En die paar mensen die je nooit hebt kunnen missen,

Kwamen daar binnen met een lach op hun gezicht.

Je zou je voortaan nooit meer in de weg vergissen,

Je deed het boek van alle droefenissen dicht.



Maar ach, de trein is doorgegaan

En kilometers daar vandaan.