DE
PUT EN HET RAD VAN ERVE
GROOT BRUNINK
De boerderij zal door de eeuwen heen wel verbouwingen hebben
ondergaan tot in de huidige fraaie staat….
Voorheen stond er een boerenhof of herenhuis dat al in 1330
wordt genoemd en dat was omringd door een gracht en een aarden
wal. Specialisten die er oog voor hebben, kunnen nu nog de
contouren daar van in het landschap herkennen. Het was weliswaar
geen vesting maar gaf voldoende bescherming tegen roofridders of
rondzwervende, plunderde soldaten. Toen Brunink het kocht was
het al in verval geraakt en hij zal het toen de nieuwe hoeve
klaar was, hebben laten afbreken. Wat nog wel bleef, was de oude
waterput waar de boer een wagenwiel overheen had gelegd zodat
het vee er niet in zou vallen……..
Dit rad nu zorgde voor de vreemdste verhalen rond het Brunink.
J.J. van Deinse tekende er een aantal van op die ik zal proberen
samen te voegen tot een geheel.
In die jaren vond er op 15 augustus (Maria Hemelvaart) de
jaarlijkse bedevaart naar het Duitse plaatsje Stadtlohn plaats.
Daar stond de Hilgenbergkapel waarin een oeroud houten beeldje
van Maria werd bewaard waaraan bijzondere geneeskrachtige
wonderen werden toegeschreven.
Door de eeuwen vonden deze bedevaarten plaats maar namen pas een
grote vlucht na het jaar 1776 toen ene Nieuwenhuis uit Oldenzaal
verklaarde dat zijn vader er in 1745 op wonderbaarlijke wijze
was genezen en nu dertig jaren later nog steeds in blakende
gezondheid verkeerde. Dit mirakel sprak zich in Twente rond
waardoor steeds meer katholieken gezamenlijk ter bedevaart
trokken.
Verzamelpunt was hotel de Klomp in Enschede waar men uit de
omliggende dorpen per wagen naar toe ging. Het was er een drukte
van jewelste. Men dronk er nog wat en sloeg wat proviand voor
onderweg in. Door de Enschedeërs werd dit spottend
“Kloompskermis” genoemd. Vanuit Enschede trok men te voet verder
richting Alstätte waarbij er een wagen meereed waarop alle
roomse attributen werden vervoerd. In Nederland waren processies
verboden maar zodra men de grens over was, werden het kruis en
de vlaggen tevoorschijn gehaald, trokken de priesters hun
gewaden aan en werden gezangen aangeheven. In Alstätte werd de
processie met het luiden der klokken begroet.
Voordat men de grens bereikte, trok de stoet echter eerst over
het grondgebied van boer Brunink, naar men zei om te bidden bij
de oude put waarin volgens de roomsen de kerkhervormer Jan
Calvius (Calvijn) op de bodem met een ketting vastzat als straf
omdat hij de R.K. kerk had verlaten….
De protestantse boeren van de Broekheurne die toch al een hekel
aan katholieken hadden, meenden dat dit slechts een paapse smoes
was om een heel stuk van de route af te kunnen snijden en zich
te verfrissen. Was het daarbij gebleven dan had men een oogje
toegeknepen maar de bedevaartgangers die soms met honderden
tegelijk over het erf struinden, lieten een hoop afval achter en
deden hun behoefte waar ze het kwijt wilden. Hetgeen zich op de
terugweg herhaalde.
Een stuk weg lag nadat de optocht voorbij was, vol met
broodkorsten en andere troep waardoor de boeren het “de
Stoetendiek” noemden. Dit zou de huidige Stadsdijk kunnen zijn.
Om de bedevaartgangers te pesten en van het erf te houden
plaatste de boer een dag voor de 15e augustus een paal met
daarop een rad met in de top een bosje stro. Dit leek van veraf
op een gekruisigde Christusfiguur. De massa trok zich er weinig
van aan maar de daad drong toch tot ver in Duitsland door waar
men er schande van sprak. De boer was het een paar jaar later zo
zat dat hij zijn knecht de opdracht gaf met paard en wagen tegen
de processie in te rijden. De bedevaartgangers schrokken en
stoven gillend en schreeuwend uiteen waardoor het paard op hol
sloeg en de wagen over de kop ging waarbij alle wielen
losraakten. Toen de eerste schrik voorbij was trok de optocht
vrolijk verder. Het jaar daarop bedacht de boer naar aanleiding
hiervan een mysterieus verhaal dat hij door een knecht voor de
komst van de bedevaartgangers in Enschede en Alstätte liet
rondbazuinen. “Na het ongeluk zou de knecht die tegen de stoet
in was gereden spoorloos zijn verdwenen terwijl alleen de wielen
op eigen kracht naar de hoeve waren teruggerold.
Een rad was
daarbij op de put gaan liggen en iedere avond bij zonsondergang
begon het te uit zichzelf te draaien”.
Hij hoopte dat dit
griezelverhaal de katholieken zou afschrikken maar het tegendeel
was het geval. Ze waren juist dankbaar dat er geen doden waren
gevallen en zagen in het wonder van het draaiende wagenwiel op
de put een straf van God voor de boer en een extra reden om er
te bidden. Toch heerste er bij de pastoor en het kerkbestuur van
Alstätte twijfel of de duivel hier niet de hand in had en men
liet het rad stelen waarna het in Alstätte in een kalkoven werd
verbrand.
De volgende dag echter lag het alweer op de put. Door
de steeds sterkere verhalen over dit wonder werd de mythe nog
groter en kwamen er steeds meer bedevaartgangers….
Het noodlot kwam de boeren in het Broekheurne uiteindelijk te
hulp. In de nacht van 13 op 14 september 1886 werd het
Mariabeeldje uit de kapel van Stadtlohn ontvreemd, naar men zegt
door Hollandse landlopers aan wie het verboden werd bij de kapel
te bedelen. Het werd nooit teruggevonden. Een bedevaart had nu
geen enkele zin meer en stopte tot grote vreugde van de boer op
het Brunink. Er restte hem echter nog één probleem. Hij had al
een paar keer geprobeerd maar het lukte hem niet om de put te
dempen om zo een eind aan alle vreemde verhalen te maken. Toen
een Duitse spinster die op de boerderij bij het spinnen kwam
helpen dit hoorde, raadde ze de boer aan een rozenkrans in zijn
glazenkast te hangen. Die vertikte dit roomse gedoe in eerste
instantie maar zwichtte uiteindelijk toch. En zie zonder veel
moeite kon hij de put dempen………
En zo haalden beide religies hun gelijk.
Het Groot Brunink is een prachtig wandelgebied waar je echter
bij wildplassen en rotzooi achterlaten het risico loopt het
woest draaiende rad van Brunink tegen te komen.
Jullie zijn gewaarschuwd!