BEARNDKE
Mijn eerste baantje na de
middelbare school was loopjongen bij een
inklaringskantoor in Glanerbrug aan de grens.
Het was mijn taak om met de op kantoor ingevulde
douaneformulieren (documenten in vakjargon) naar
het douanekantoor te gaan om ze daar door de
ambtenaren te laten controleren en afstempelen.
Was dit gelukt dan spoedde ik mij naar het
chauffeurscafé om de betreffende chauffeur op te
halen teneinde samen met een commies aan de hand
van de documenten de lading van de wagen te
controleren.
Nu maalden in die tijd de ambtelijke molens ook
al langzaam en het kon soms uren duren voordat
de documenten werden vrijgegeven. Er was
daarvoor een wachtruimte ingericht waar men op
een bank de tijd kon doden. Mijn taak werd
meestal verricht door nieuwkomers zoals ik of
mannen die hun sporen al hadden verdiend en de
laatste jaren voor hun pensionering dit
lichamelijk niet zware werk mochten verrichten.
Er was in de wachtruimte dan ook altijd wel wat
te kletsen of te ouwehoeren met collega’s van
andere bedrijven.
Een van de oudere collega’s was Bearndke,
geboren in 1901. Hij had beide Wereldoorlogen
aan de grens bewust meegemaakt en kon er
beeldend over vertellen. Smokkel, zwarte handel
enz. Maar zijn mooiste tijd
was tijdens grote inflatie in Duitsland van
1922-23. De mark werd iedere dag minder waard en
op het laatst waren er postzegels en
bakbiljetten van miljarden. Wanneer men zijn
loon kreeg, haastte men zich naar de winkels om
voedsel te kopen want de volgende dag kon het al
tien keer zo duur zijn. Het Nederlandse
zilvergeld dat zijn waarde behield, was in
Duitsland dan ook goud waard en daar
profiteerden de Glanerbrugger jongens volop van.
Met een tiental zilveren dubbeltjes of kwartjes
konden ze in het Gronause uitgaansleven de
gebraden haan uithangen waarbij de Duitse
meisjes zowel gretig als gewillig waren…
Ik heb geprobeerd Bearndkes verhalen in een
gedicht samen te vatten waarbij ik zoveel
mogelijk de uitdrukkingen heb verwerkt die hij
daarbij gebruikte.
|
BEARNDKE
Hij ging al bijna met pensioen
En deed hetzelfde werk wat ik moest doen.
Hulp aan chauffeurs en andere cliënten
bij de afhandeling van documenten.
Dus wachten tegen wil en dank,
soms zat je uren op de bank.
Bearnd deed dit werk met speels gemak,
waaruit een bult ervaring sprak.
Hij kon ons leed van ’t lange wachten
met zijn verhalen vaak verzachten.
Over smokkel en oorlog aan de grens
en nog meer spannends voor een mens.
Zo werden er met de carnavalsdagen
meer gemaakt dan doodgeslagen.
Het mooist was voor Bearnd geheid
zijn jeugd in de inflatietijd.
Marken, je had er soms miljarden van,
maar daar stak hij “de piep met an.”
De Prusen waren meer gesteld
op het Hollands zilvergeld.
Een dubbeltje vonden die Mädel toll,
dus daar had hij de knip mee vol.
En voor een kwartje genoot hij een avond
lang
volop van Wein, Weib und Gesang.
Dus ging Bearnd al vroeg op pad,
de beurs gevuld de haren glad.
Want over de grens, ’t is eerlijk waar,
wachten de meisjes kant en klaar.
Bij wat voor weer ook, koud of warm,
met ‘de oonderboks” al onder de arm.
|
|