EEN BIZAR TELEFOONGESPREK….
Telkens
wanneer ik foto (boven) met de telefooncel aan de Pathmossingel zie, komen er meteen herinneringen boven.
Bij ons thuis hadden we geen telefoon en wanneer b.v. de
huisarts moest komen, ging moeder naar onze buren Kootstra.
Zij hadden een zaadhandel en dan is zo’n ‘kuierdroad’
onmisbaar met betrekking tot - en bereikbaarheid met - hun klandizie.
Voor mijn zus en mij was telefoneren nog een totaal
onbekend
fenomeen hoewel de telefooncel op de Pathmossingel al een
hele tijd onze belangstelling had gewekt.
Ik zal een jaar of 10 zijn geweest toen mijn zus en ik op
een zondagochtend wat door de buurt rond fietsten. “Zullen
we even naar ome Gerrit en tante Mien gaan?” stelde m’n zus
voor. “Mij best” antwoordde ik. “Als ze tenminste niet in de
kerk zitten”.
Oom Gerrit en tante Mien en onze neefjes Gerrit en Herman
woonden in de Pathmosstraat en ze waren heel christelijk.
We reden de Usselerweg af en bij de hoek van de Pathmossingel kregen we de telefooncel in het vizier. Mijn
zus stelde voor om voor de gein een keer te bellen en we
parkeerden onze fietsen pal naast de telefooncel. Zij nam
natuurlijk het voortouw want ikzelf durfde pas iets nadat ik
eerst de kat uit de boom gekeken had. Ze pakte resoluut de
hoorn van de haak en zonder eerst een duppie in de gleuf te
doen draaide ze een willekeurig nummer en begon een
denkbeeldig gesprek met een schoolvriendin. Het leek me wel
een gezellig gesprekje en daardoor schepte ik wat moed toen
ik mijn “babbeltje” zou houden.
Eveneens zonder geld in
te werpen draaide ook ik een denkbeeldig nummer en begon in het
wilde weg met een vriendin te kletsen. Maar....... opeens klonk een stem door
de telefoon die zei; “als dat gedonder nou niet afgelopen is
dan bel ik de politie”. Verlamd van schrik hing ik de haak
aan het toestel op en wist ik niet hoe snel ik die cel
uit moest komen. Mijn zus vroeg; “wat is er aan de hand” en
bleek van schrik vertelde ik van de stem in de telefoon en
het dreigement. Rap pakten we onze fietsen en alsof de politie op onze hielen zat, keerden
we terug naar huis.
Aan tante Mien en onze neefjes
dachten we niet meer. De gebeurtenis had een diepe indruk op me nagelaten en dat
verklaart misschien meteen een soort telefoonangst waar ik
tot heden toe soms nog last van kan hebben.
Ik heb dan wel een mobieltje maar bellen of
opnemen doe ik nog steeds met enige schroom. Heb er trouwens ook niet veel
behoefte aan om altijd bereikbaar te zijn.
Je zult me dan ook nooit fietsend met de
'tillefoon' aan m'n oor tegenkomen.
Een paar fotootjes schieten
tijdens een wandeling lukt meestal nog wel….