BLEUMKES
A’j zoaterdag noar ’t Markt hčn goat,
nem wat vieulkes met veur boet’n
En bleuit ze vol en vriej van zoad,
dree graniums veur veur de roet’n.
Waar we nu op zaterdagmiddag op het terras van
de Kater of Fabels genieten van een bakje bruine
weemoed of meer, werd in de jaren twintig de
plantenmarkt gehouden. De kwekers voerden hun
bloeiende waar aan op platte handkarren die
tevens dienst deden als kraam.
Zo heb ik de plantenmarkt natuurlijk niet
meegemaakt. Maar ik heb wel herinneringen aan de
latere bloemenverkopers. Zo was er eentje die
staande achter op z’n vrachtwagen vaste planten
per opbod
verkocht. Als hij geen bod kreeg,
smeet ie ze kapot op de grond. Ik bood als
veertienjarige leek een keer mee op een, wat
scheen, mooie azalea. Voor 75 cent was ik
spekkoper.
Ik
dacht moeder er mee te verassen maar de plant
was uitgebloeid en wat ik dacht dat bloemknoppen
waren, bleken zaadknoppen. Vandaar die regel in
het rijmpje…
Bloeiende kamerplanten voor de ramen onder een
valletje van vitrage was vroeger mode. Buren en
voorbijgangers moesten daaraan de gezelligheid
van de bewoner aflezen. Moeder gaf de voorkeur
aan geraniums, primula’s of cyclamen..
Maar in
het voorjaar en zomers stond de zon pal op ons
grote raam. Omdat de meeste planten hieronder
bezweken, werden ze beschermd door er een stuk
papier, meestal een oude krant, voor te
plaatsen. Geen gezicht natuurlijk. Vader noemde
dat altijd; “dependance van ’n Bans (dagblad
Tubantia)” want omdat ons raam direct aan het
trottoir grensde kon iedereen die de
voetbaluitslagen van dat weekend had gemist ze
bij ons alsnog even te weten komen..
Dit gedicht is opgenomen
in de Twentse Taalbank
onder;
zoekfunctie >
type Gerrit Schorn