'T BOLWERK

 

 





 

 






Afgelopen dinsdag bereikte ons eindelijk het verlossende bericht dat Rob Nolmans nu ook op papier eigenaar is geworden van ’t Bolwerk, het oudste en bruinste café van Enschede.
We wensen hem veel succes, creativiteit, kleurrijke klandizie en voortzetting van een mooie, bruine traditie sinds 1904.

Oud Enschede zou Oud Enschede niet zijn als we niet de herkomst van de naam Bolwerk in de geschiedenis van onze stad zouden proberen te vinden.
Als eerste raadplegen we de dikke van Dale, deze biedt drie mogelijkheden; Het werkwoord bolwerken dat klaarspelen of volbrengen betekent. Bijvoorbeeld: ik kon het niet allemaal meer bolwerken…Dan bolwerk (1) dat figuurlijk is bedoeld en aangeeft dat op een bepaalde plek een groep sterk vertegenwoordigd is. “Enschede was ooit een bolwerk van het socialisme”
Bolwerk(2) wat de vertaling is van het Franse bastion en een sterk verschanst gedeelte is in het verdedigingswerk van een stad.
Wat heeft de eerste eigenaar bewogen om zijn café ‘t Bolwerk te noemen? Het zou de Bolwerkstraat kunnen zijn waaraan het is gelegen. Het straatje kreeg pas in 1899 officieel deze naam, daarvoor was het een naamloos modderig voetpad tussen de Noorderhagen en de Achterstraat (nu Stadsgravenstraat).

                 

Zoeken we nog even verder…en laten we samen maar eens terug gaan naar de Tachtigjarige Oorlog. Het kleine stadje Enschede was op een korte periode in 1583 na tot 1597 in Spaanse handen en bezet door een garnizoen van maximaal honderd manschappen. Dit waren niet allemaal Spanjaarden, meestal alleen de commandanten en hoogste officieren, de andere officieren waren Nederlandse of Duitse katholieke edelen die trouw hadden gezworen aan de Spaanse koning en een hekel hadden aan de protestantse ketter Willem van Oranje. De soldaten waren huurlingen die het werk alleen deden als broodwinning, maar als er ergens anders meer te verdienen viel zo overstapten naar de vijand. Het bezettingsleger eiste onderdak en voeding van de circa 1500 inwoners van Enschede wat in die tijd een te zware belasting was. Het leger ging dan ook regelmatig op stroop- en plundertochten in de omliggende dorpen en bij boerderijen waar voornamelijk vee, etenswaren en brandhout werden geroofd.
Rond 1590 regeerde in Enschede de Italiaanse graaf in Spaanse dienst Mario Martinego. Hij had van de oprukkende Staatse(Nederlandse) troepen onder leiding van Prins Maurits van Nassau gehoord en vond dat de verdedigingswerken (het stadje had geen stadsmuur) te zwak waren. Die bestonden uit een buitengracht, een te smalle aarden wal met daarop doornhagen en een binnengracht. Deze waren in de 12e en 13e eeuw misschien afdoende geweest, maar met de kanonnen die steeds zwaarder werden, was voor de vijand de verovering van de stad met enkele welgemikte schoten, een fluitje van een cent. Martinego liet dan ook op zeven strategische plekken verdedigingstorens bouwen van waaruit een aanstormende vijand met een klein kanon, musketten, pijl en boog en spiesen kon worden bestookt. Deze bolwerken waren echter geen echte bastions, waarschijnlijk van hout en stelden weinig voor… Dat bleek toen Maurits in 1597 met een groot leger Enschede kwam opeisen. Enkele verkenners van de Spaanse bezetters mochten onder vrijgeleide de zware kanonnen komen inspecteren en kwamen al snel tot de conclusie dat verzet zinloos was waarop de kapiteins Vasques en Grootvelt zich overgaven, mits het garnizoen de stad mocht verlaten met medeneming van al hun wapens en bezittingen. Maurits stond dit toe onder voorwaarde dat ze zich terug zouden trekken achter de Maas en zich niet zouden aansluiten bij andere Spaanse troepen of aan gevechten zouden deelnemen, zo ja, dan werden ze alsnog in de pan gehakt. De prins had daarmee zijn eigen leger voor een bloedbad behoed, Enschede voor plundering bespaard en kon nu in volle sterkte optrekken naar de veel grotere en beter verdedigde vestingstad Oldenzaal.

Enschede mocht van Maurits al zijn stadsrechten en privilegiën behouden maar moest, op de binnengracht na, alle verdedigingswerken dus ook de bolwerken ontmantelen. De beide poorten mochten blijven en met het zand van de aarden wal werd de buitengracht gedempt. De binnengracht werd smaller gemaakt zodat aan de Walstraat en Achterstraat ruimte ontstond voor huizenbouw. Van de bolwerken is nooit iets teruggevonden, alleen een paar namen zijn blijven hangen, zoals de “Duivelskeuken” in de driehoek Oldenzaalsestraat, van Lochemstraat en Noorderhagen. Bij dit bolwerk werden munitie, wapens en buskruit opgeslagen wat de naam verklaard. Het bolwerk “den Bril “ lag op de plek van het vroegere zwembad van van Heek. Waar die naam vandaan komt is onbekend, maar zou best eens als spotnaam door de bevolking zijn bedoeld met verwijzing naar de verovering van den Briel op 1 april 1572 (Op 1 april verloor Alva zijn bril) Ook de naam “de Belt” waarnaar de Beltstraat is genoemd zou een bolwerk kunnen zijn geweest. De andere bolwerken vinden we als rode punt terug op het kaartje, het blauwe puntje is het café.
Laten we maar aannemen dat het café is vernoemd naar het straatje en het dichtstbij gelegen bolwerk aan de Noorderhagen bij het begin van de Bolwerkstraat.


Uit ons onderzoek kunnen we tenslotte concluderen;
Café ’t Bolwerk, is een bolwerk van nostalgie en gezelligheid waar we lief en leed mogen delen, rust vinden en moed opdoen om de uitdagingen van de boze buitenwereld te kunnen bolwerken.

Aan Rob en zijn team om hier de juiste sfeer voor te scheppen. Het is hem toevertrouwd!
 


 

 




Bij 't Bolwerk met "Muzikale Vrienden" op 25 augustus 2024