Wanneer we vanaf de Buurserstraat bij het
Broekheurner schooltje rechtsaf de Groot
Bruninkstraat in gaan, zien we na enige tijd links
de oprijlaan naar het erve Groot Brunink. (zie foto
hierboven)
Pal
onder de neus van de bewoners der zuidelijke Wesselerbrink ligt hier een van de mooiste
landgoederen van Enschede.
Bossen, landerijen en weilanden, doorsneden door de
Bruninksbeek, wisselen elkaar af met als blikvanger
de kapitale boerderij. Met de bouw van deze
boerderij werd in 1759 een begin gemaakt nadat
Herman Brunink het erve waaraan tevens het
Markenrichterschap van de Marke Usselo verbonden was
in 1753 had gekocht. De boerderij zal door de eeuwen
heen wel verbouwingen hebben ondergaan tot in de
huidige fraaie staat….
Voorheen stond er een boerenhof of herenhuis dat al
in 1330 wordt genoemd en dat was omringd door een
gracht en een aarden wal. Specialisten die er oog
voor hebben, kunnen nu nog de contouren daar van in
het landschap herkennen. Het was weliswaar geen
vesting maar gaf voldoende bescherming tegen
roofridders of rondzwervende, plunderde soldaten.
Toen Brunink het kocht was het al in verval geraakt
en hij zal het toen de nieuwe hoeve klaar was,
hebben laten afbreken. Wat nog wel bleef, was de
oude waterput waar de boer een wagenwiel overheen
had gelegd zodat het vee er niet in zou vallen…
Dit rad nu zorgde voor de vreemdste verhalen rond
het Brunink. J.J. van Deinse tekende er een aantal
van op die ik zal proberen samen te voegen tot een
geheel.
In die jaren vond er op 15 augustus (Maria
Hemelvaart) de jaarlijkse bedevaart naar het Duitse
plaatsje Stadtlohn plaats. Daar stond de
Hilgenbergkapel waarin een oeroud houten beeldje van
Maria werd bewaard waaraan bijzondere
geneeskrachtige wonderen werden toegeschreven.
Door de eeuwen vonden deze bedevaarten plaats maar
namen pas een grote vlucht na het jaar 1776 toen ene
Nieuwenhuis uit Oldenzaal verklaarde dat zijn vader
er in 1745 op wonderbaarlijke wijze was genezen en
nu dertig jaren later nog steeds in blakende
gezondheid verkeerde. Dit mirakel sprak zich in
Twente rond waardoor steeds meer katholieken
gezamenlijk ter bedevaart trokken.
Verzamelpunt was hotel de Klomp in Enschede waar men
uit de omliggende dorpen per wagen naar toe ging.
Het was er een drukte van jewelste. Men dronk er nog
wat en sloeg wat proviand voor onderweg in. Door de Enschedeërs werd dit spottend “Kloompskermis”
genoemd. Vanuit Enschede trok men te voet verder
richting Alstätte waarbij er een wagen meereed
waarop alle roomse attributen werden vervoerd. In
Nederland waren processies verboden maar zodra men
de grens over was, werden het kruis en de vlaggen
tevoorschijn gehaald, trokken de priesters hun
gewaden aan en werden gezangen aangeheven. In
Alstätte werd de processie met het luiden der
klokken begroet.
Voordat men de grens bereikte, trok de stoet echter
eerst over het grondgebied van boer Brunink, naar
men zei om te bidden bij de oude put waarin volgens
de roomsen de kerkhervormer Jan Calvius (Calvijn) op
de bodem met een ketting vastzat als straf omdat hij
de R.K. kerk had verlaten….
De protestantse boeren van de Broekheurne die toch
al een hekel aan katholieken hadden, meenden dat dit
slechts een paapse smoes was om een heel stuk van de
route af te kunnen snijden en zich te verfrissen.
Was het daarbij gebleven dan had men een oogje
toegeknepen maar de bedevaartgangers die soms met
honderden tegelijk over het erf struinden, lieten
een hoop afval achter en deden hun behoefte waar ze
het kwijt wilden. Hetgeen zich op de terugweg
herhaalde.
Een stuk weg lag nadat de optocht voorbij was, vol
met broodkorsten en andere troep waardoor de boeren
het “de Stoetendiek” noemden. Dit zou de huidige
Stadsdijk kunnen zijn.
Om de bedevaartgangers te pesten en van het erf te
houden plaatste de boer een dag voor de 15e augustus
een paal met daarop een rad met in de top een bosje
stro. Dit leek van veraf op een gekruisigde
Christusfiguur. De massa trok zich er weinig van aan
maar de daad drong toch tot ver in Duitsland door
waar men er schande van sprak. De boer was het een
paar jaar later zo zat dat hij zijn knecht de
opdracht gaf met paard en wagen tegen de processie
in te rijden. De bedevaartgangers schrokken en
stoven gillend en schreeuwend uiteen waardoor het
paard op hol sloeg en de wagen over de kop ging
waarbij alle wielen losraakten. Toen de eerste
schrik voorbij was trok de optocht vrolijk verder.
Het jaar daarop bedacht de boer naar aanleiding
hiervan een mysterieus verhaal dat hij door een
knecht voor de komst van de bedevaartgangers in
Enschede en Alstätte liet rondbazuinen. “Na het
ongeluk zou de knecht die tegen de stoet in was
gereden spoorloos zijn verdwenen terwijl alleen de
wielen op eigen kracht naar de hoeve waren
teruggerold. Een rad was daarbij op de put gaan
liggen en iedere avond bij zonsondergang begon het
te uit zichzelf te draaien”. Hij hoopte dat dit
griezelverhaal de katholieken zou afschrikken maar
het tegendeel was het geval. Ze waren juist dankbaar
dat er geen doden waren gevallen en zagen in het
wonder van het draaiende wagenwiel op de put een
straf van God voor de boer en een extra reden om er
te bidden. Toch heerste er bij de pastoor en het
kerkbestuur van Alstätte twijfel of de duivel hier
niet de hand in had en men liet het rad stelen
waarna het in Alstätte in een kalkoven werd
verbrand. De volgende dag echter lag het alweer op
de put.
Door de steeds sterkere verhalen over dit
wonder werd de mythe nog groter en kwamen er steeds
meer bedevaartgangers….
Het noodlot kwam de boeren in het Broekheurne
uiteindelijk te hulp. In de nacht van 13 op 14
september 1886 werd het Mariabeeldje uit de kapel
van Stadtlohn ontvreemd, naar men zegt door
Hollandse landlopers aan wie het verboden werd bij
de kapel te bedelen. Het werd nooit teruggevonden.
Een bedevaart had nu geen enkele zin meer en stopte
tot grote vreugde van de boer op het Brunink. Er
restte hem echter nog één probleem. Hij had al een
paar keer geprobeerd maar het lukte hem niet om de
put te dempen om zo een eind aan alle vreemde
verhalen te maken. Toen een Duitse spinster die op
de boerderij bij het spinnen kwam helpen dit hoorde,
raadde ze de boer aan een rozenkrans in zijn
glazenkast te hangen. Die vertikte dit roomse gedoe
in eerste instantie maar zwichtte uiteindelijk toch.
En zie zonder veel moeite kon hij de put dempen………
En zo haalden beide religies hun gelijk.
Het Groot Brunink is een prachtig wandelgebied waar
je echter bij wildplassen en rotzooi achterlaten het
risico loopt het woest draaiende rad van Brunink
tegen te komen.
Jullie zijn gewaarschuwd!