DAANTJE ZOU NAAR
SCHOOL TOE GAAN
Daantje zou naar school toe gaan
Maar hij bleef gedurig staan,
Hier te kijken, daar te turen,
En het kon niet lang meer duren
Dan zou 't klokje negen slaan...
Jongen! Jongen! stap toch aan.
Daantje bleef te lang op straat,
Daantje kwam in school te laat.
Daarom moest hij 's middags blijven
En een hele lei vol schrijven;
And'ren speelden, Daantje niet...
Jongen! Jongen! wat verdriet
UITLEG VAN
TREUZELEN
Wanneer we de Dikke Van Dale opslaan zien we dat treuzelen
betekent: dingen té langzaam doen. Daarmee lijkt treuzelen
gelijkgesteld te worden aan traagheid. Het woordje té is echter
van groot belang.
Té langzaam iets doen betekent dat het sneller had gekund.
Maar is dat wel zo? Degene die treuzelt vult de tijd met iets
anders dan datgene waar hij geacht wordt mee bezig te zijn,
waardoor zijn taak inderdaad langzamer vervuld wordt dan als hij
recht op zijn doel was afgegaan.
De vraag is echter of de omweg die gemaakt is niet nodig was om
het gewenste resultaat te halen. Treuzelen, talmen, dralen - dat
laatste woord heeft al een prettiger klank - is een bezigheid op
zich. Als we een treuzelend kind voor de geest halen, dan is het
toch iets aan het doen en in wezen niet eens langzaam. Het is
echter iets ánders aan het doen dan de bedoeling was. Het heeft
onderweg naar school aandacht gehad voor wat er nog meer was: de
wind in de takken van de bomen, de vlinder op een bloem, het
interessante schroefje dat plotseling voor zijn voeten lag en
stilgestaan bij elk slakje en steentje. Het komt te laat op
school, ook al heeft hij het laatste stukje nog gehold.
Hij moet naar school om te leren. Maar heeft hij onderweg dan
niets geleerd?