DOOPVONT
Ik ben geen ervaringsdeskundige want ik ben nooit
gedoopt, maar misschien zijn er onder jullie die na
1928 in de Grote kerk op de Markt dit vochtige
ritueel wel hebben ondergaan?
In vroeg christelijke tijden vond de doop plaats
door onderdompeling in een rivier. Daar dit niet
altijd mogelijk was ging men over tot dopen in de
kerk waarvoor grote met water gevulde houten kuipen
werden gebruikt die vooraan in de kerk bij de ingang
stonden in de zogenaamde doophuisjes.
Toen later de kinderdoop werd ingevoerd kwam er
behoefte aan een stenen doopvont, groot genoeg voor
de onderdompeling van een kind en met afmetingen
waarbij de geestelijke zijn handelingen gemakkelijk
kon verrichten. Hier in Twente waren geen harde
steensoorten voor handen maar wel de Bentheimer
zandsteen. Deze werd uitgezaagd in blokken van
ongeveer een meter in het vierkant en laat dat nu
precies de goede maat zijn geweest voor het
uithakken en beeldhouwen van een passend doopvont.
De overgebleven Twentse exemplaren zijn dan ook van
zandsteen.
Ook Enschede had zo’n doopvont. Toen het kerkje op
de Markt rond 1150 werd uitgebreid en er een nieuwe
toren kwam in Romaanse stijl moet ook het doopvont
in gebruik zijn genomen want de sierboogjes in de
rand komen overeen met die van de toren… Het
Enschedese vont is cilindervormig en daarmee het
oudste van Twente. Latere types kregen een ranke
voet en werden fraaier opgesmukt met beeldhouwwerk
en sierlijsten.
In de katholieke kerken bleven deze doopvonten in
gebruik maar toen de reformatie zijn intrede deed
waar het dopen door besprenkeling plaatsvond, werden
in de hervormde kerken zilveren of koperen schalen
gebruikt.
Tijdens een grote opstand in 1566 tegen de Spaanse
overheersing die na de wrede plundering door
muitende Spaanse soldaten van Antwerpen ontstond,
werd er door fanatieke protestanten misbruik gemaakt
van het oproer door als protest tegen de roomse
Spaanse koning Philips II in de katholieke kerken,
kathedralen en kloosters heiligenbeelden, relikwieën
en ook doopvonten te vernietigen.
Deze vernielzucht die de geschiedenis in is gegaan
als “de Beeldenstorm” sloeg vanuit Vlaanderen ook
over naar Brabant, Zeeland en Holland waarbij vele
kerkschatten sneuvelden. Omdat het oosten nog altijd
onder streng Spaans bestuur stond, drong de
Beeldenstorm niet tot hier door en bleef alles bij
het oude totdat Maurits in 1597 Twente en ook
Enschede bevrijdde van de Spanjaarden en de
katholieken de Grote Kerk afnam en die aan de
hervormden schonk. Vernielingen vonden hierbij niet
plaats en ook het doopvont bleef want je wist maar
nooit of en wanneer de Spanjaarden terugkwamen. Dat
was al in 1606 het geval toen de Spaanse legerleider Spinola en zijn legers in Oldenzaal als helden met
open armen werden ingehaald en de katholieken de
Plechelmus weer terugkregen. Ze lieten Enschede
gelukkig redelijk met rust.
Pas na 1626 toen de Spanjaarden voorgoed waren
verjaagd, vonden ook in de Grote Kerk hervormingen
plaats en verdwenen de roomse beelden en
tierlantijnen waaronder ook het doopvont want alles
moest calvinistisch sober en streng zijn om de
kerkganger niet af te leiden van de preek.
De doopvonten werden in Twente niet vernield,
hoogstens op het kerkhof begraven. Twentenaren waren
ook toen al praktisch en zuinig van aard en zo kon
het gebeuren dat er afgedankte doopvonten door
boeren werden gebruikt als voer of- drinkbak voor
het vee. Door de uitbundige versieringen waren het
prachtige bloembakken voor de rijken terwijl het
Enschedese vont in de tuin van de hervormde pastorie
aan de Markt belandde als regenton en zo dienst deed
tot de grote brand van 1862 waarna het werd
overgeplaatst naar een tuin aan de Oldenzaalsestraat..
Nadat in 1928 de kerk was gerestaureerd drong J.J.
van Deinse er bij het kerkbestuur op aan ook het
oude doopvont dat hij aan de Oldenzaalsestraat had
ontdekt, weer terug te plaatsen in de kerk.
Ook president-kerkvoogd, G.J. van Heek zag de
historische waarde hiervan in en schonk een fraaie
zilveren schaal die in de opening paste waarna het
geheel een mooie plek in de kerk kreeg.
Daar is het meer dan 850 jaar oude vont nog altijd
te bewonderen.
Gedoopt wordt er in de Grote Kerk niet meer….
Een ander doopvont met een aardig verhaal staat
elders in Enschede.
Ook G.J. ter Kuile was net als J.J.van Deinse behept
met een groot historisch besef en was altijd uit op
oudheidkundige vondsten. Op een mooie herfstdag in
1927 fietste hij rond het dorp Daarle toen een lekke
band hem noopte aan te kloppen bij een afgelegen
boerderij. De boer was hem behulpzaam en ze maakten
een praatje over koetjes en kalfjes waarbij ter
Kuile’s oog ineens viel op een deels ingemetselde
voerbak voor het paard. Hij geloofde zijn ogen niet
want het bleek een rijkelijk versierd zandstenen
Romaans doopvont. De boer deelde echter het
enthousiasme van ter Kuile niet en er waren heel wat
onderhandelingen nodig voordat hij zijn
“peardedekrib” afstond.
Na een diepgaand en deskundig onderzoek werd het
duidelijk dat het vont had toebehoord aan de oude
kerk van den Ham… Het werd voorzichtig losgebikt uit
de stal, waar nodig vakkundig gerestaureerd en staat
nu te pronken in het Rijksmuseum Twente.
In den Ham willen ze het dolgraag terug….
Het is een bekend fenomeen van alle tijden, wellicht
staan over 350 jaar historici te likkebaarden bij
spullen die wij nu achteloos bij het grofvuil
zetten…
Doopvont,
toebehorend aan de oude kerk van Den Ham