Misschien wel aangestoken door de Engelse en Amerikaanse militaire muziekkorpsen die met hun fraaie uniformen en tijgervellen over de dikke trom een diepe indruk maakten, schoten in de jaren vijftig de drumbands als paddenstoelen uit de grond. De bestaande fanfares en harmonieën voegden ze aan hun korps toe maar ook ontstonden er particuliere initiatieven voor de jeugd.



Ik herinner me dat ik er voor het eerst kennis mee maakte toen er om een uur of zeven ‘s avonds plotseling een hels kabaal klonk dat ons naar buiten lokte. Tot onze grote verbazing draaide er vanuit de Ypkemeulestraat een kolonne jongens en meisjes de straat in. Voorop een jongen, zwaaiend met een versierde stok, daarachter in rotten van vier een stelletje ongeregeld dat op pannen, wasteiltjes, broodtrommels en potdeksels ramde. Zij werden begeleid door enkele ouderen op de fiets waardoor het geheel een toch wel serieus karakter uitstraalde. Wat bleek, het was een jeugddrumband, welke is me ontschoten, die oefende voor een toernooi waar prijzen te winnen vielen voor jeugdige amateurs die op originele wijze de Engelsen en Amerikanen wisten te imiteren. Dus niet in mooie pakken en echte trommels maar met geïmproviseerde middelen.
Natuurlijk waren wij ook meteen dolenthousiast en werden er wasketels, deksels en ander huishoudelijk materiaal opgetrommeld om ook zo’n band te vormen. Helaas is het er nooit echt van gekomen. In de eerste plaats ontbrak het ons aan voldoende trommelaars. De Frederikastraat kon hooguit een man of acht bij elkaar krijgen en omdat iedereen ook de hoofdrol met de versierde stok voor zich opeiste, bleef het bij wat gerommel en getrommel in de ruimte. Ik weet nog hoe ik voor me zelf van een stuk bezemsteel, een gordijnenkoord met kwast en met van uit een binnenband geknipte ringen voor de bal aan het einde een zogenaamde tambour-maîtrestok maakte waarmee ik op straat het in de lucht gooien en weer al draaiend opvangen oefende. Ik kwam tot redelijke prestaties die ik helaas nooit in de praktijk kon brengen.
Maar in de wijken om ons heen gebeurde van alles.



Het Stevenfenne kende volgens mij wel drie jeugddrumbands en zelfs op de Braker (in de volksmond Bröke) werd een band opgericht. Al snel stapte men van het principe “ongeregeld zootje” af en presenteerden de bands zich in fraaie uitdossingen en met professionele instrumenten. Zo zagen we de door Mariannes moeder in fraaie Tiroler klederdracht gestoken “Zaaiers” met kinderen hoofdzakelijk uit de Zaaier, Maaier en Egstraat. De straten rond de speeltuin verenigden zich in de in rood en wit geüniformeerde jeugddrumband “het Stevenfenne” en in de Braker tooiden ze zich met Twentse boeren klederdracht en noemden zich “de Bonte Boertjes”`.
We waren maar wat jaloers maar we konden, mochten of wilden geen lid worden. De Frederikastraat hoorde namelijk nergens bij. Voor het Stevenfenne was de Haaksbergerstraat de grens en voor de Braker de Ypkemeulestraat.
We zijn door de foto’s van Marianne en Jenny in staat om nog eens naar de drumbands van toen te kijken.
Bij de Zaaiers herkennen we uit onze gelederen in ieder geval Marianne en Kobus. Tussen de trommelaars van het Stevenfenne zien we van de (ex) klasgenoten o.a. Jenny zelf, Appie de Leeuw, Gerrit Minnegal en Louise Spelberg. Helemaal links vooraan zit Klaasje Dikken die later deel zou uitmaken van de Rowdies en transformeerde naar Bob East, leider van de gelijknamige en nationaal bekende showband.
De foto/ansichtkaart van de Bonte Boertjes, genomen in Losser, is helaas wat onduidelijk zodat we niet direct klasgenoten herkennen maar misschien dat Rob, onze enige man uit de Braker, of iemand uit de Ypkemeulestraat zichzelf als bont boertje of boerinnetje er uit haalt?



Vooral de Bonte Boertjes waren door hun outfit in trek bij tal van evenementen maar ook zij verdwenen op den duur net als al die andere jeugddrumbands uit het straatbeeld.
De enige club uit onze oude buurt die de trom nog actief roert, is de in 1953 opgerichte drumband West Enschede waar Theo Willemsen, van het latere schoonmaakbedrijf, in onze jeugd de tambour-maître was.