Onlangs reageerde ons medelid en mijn
jaargenoot Arend Jan Niessink op het stukje over het
Enschedees Volkslied. Jan, die in Amsterdam woont,
schreef dat hij als herinnering aan zijn Enschedese
wortels thuis nog een midwinterhoorn en het Twentse
Volkslied aan de muur heeft hangen. Ik moest meteen
denken aan het gedicht van Willem Wilmink waarin hij
de Twentse emigranten en hun hang naar spulletjes
uit hun geboortestreek beschrijft.
Ik wil hierbij al die
oud-Enschedeërs die nu elders in Nederland of waar
ook ter wereld wonen en zelf thuis ook nog iets van
“thuis” op of in de kast hebben staan, van dit
gedicht laten meegenieten.
In het bijzonder een
van onze oudste leden: Jannie Ford uit Plant City-
Amerika…
Ik ben benieuwd wat zij nog voor aandenken aan haar
geboortestad heeft…
TWEANTSE EMIGRAANTN
n Gevveltekn an de waand,
n schilderiej van Tweantelaand
Zon schilderiej met golvnd koorn,
Ne knots van nen mirreweenterhoorn
En in de tuun nen Tweantsen put:
Zoo woon ik in Connecticut.
Nen tegel met ne Tweantse spreuk
Den vun de vrouw toch aait zoo leuk.
Ne kips dee van nen boer hef wes
En op de kast ne beugelfles
dee an n kroegjen deankn döt:
Zoo leaf ik in Connecticut.
Ne knipmusse met glas derveur
Nen kloomp teagn de boetndeur,
n bord met; HIER KÖ ‘W TWEANTS VERSTOAN,
Meer ’t gef gineenn Amerikoan
Den van dat alns wat hebbn mut
t Is eenzaam in Connecticut…..