Mijn opa kwam uit een gezin met twaalf kinderen. Tien woonden er nog in Almelo, opa en zijn ongetrouwde broer, “ome Jan” waren aangelokt door de hoge lonen die van Heek bij Rigtersbleek betaalde, naar Enschede verhuisd waar ze een groot huis aan de Janninksweg bewoonden dat niet alleen onderdak bood aan opa, oma en hun vijf kinderen maar ook aan ome Jan die als kostganger een paar gulden bijdroeg aan het schrale huishoudbudget.
Op nieuwjaarsmorgen had ome Jan de gewoonte om als het weer het toeliet na een vroeg borreltje zijn fiets te pakken en op weg te gaan naar Almelo teneinde zijn oude vader en broers en zusters “niejjoar of te winn’n” zoals dat toen heette. Bij slecht weer nam hij de trein. In zijn jonge jaren ging deze rondgang hem redelijk goed af maar toen hij een dagje ouder werd en hij besefte dat hij zijn leven lang vrijgezel zou blijven, kwam als vervanger voor een vrouw, koning alcohol in z’n leven en werd het door al de borreltjes die hij bij de familie en cafeetjes onderweg nuttigde een hachelijke onderneming waarbij het al enige keren was misgegaan.
Mijn opa besliste toen, dat het beter was dat mijn vader die toen een jaar of twaalf was met ome Jan, die door een horrelvoet toch al slecht ter been was meeging om ongelukken te voorkomen. Dat was voor geen van beiden een straf. Voor ome Jan was vader zijn favoriete neefje en voor vader was de reis naar Almelo een welkom avontuur. Hij ontmoette zijn opa, ooms, tantes, en al zijn neven en nichten weer eens en incasseerde tijdens het brengen namens zijn ouders, zussen en hemzelf van de nieuwjaarswensen een hoop lekkers en een aanzienlijk bedrag.
Het geven van geld aan de boodschapper was destijds gebruikelijk.
Ik maak jullie deelgenoot van dit familieweetje omdat toen ik een jaar of zes was, dit gebruik weliswaar uit de mode raakte maar in onze buurt nog wel beperkt voorkwam. Je ging om teleurstellingen te vermijden niet meer van deur tot deur maar bezocht alleen de bevriende buren en goede kennissen van je ouders. Omgekeerd was dit ook zo want moeder had altijd wat centen klaarliggen voor het geval dat.
Zo’n rondje door de buurt was best lucratief al was het een centenkwestie. Een cent had zeker nog waarde. Voor een cent kon je toen bij de oude Staarman die een snoepwinkeltje dreef op de hoek van de Mariastraat en de Broekheurnerweg, nog een losse steek (toffee) kopen.



GELUK IN ’N TUK


Op nieuwjaarsmorgen gold ‘t gebruik
om met de kriebels in je buik,
Al wensend door de buurt te gaan.
En werd de deur open gedaan,

Dan sprak je met een lief gezicht
de woorden van dit kort gedicht;
“Geluk in ’n tuk, völ heil en zèèg’n,
Hoplik valt ’t niejjoar nich tèèg’n,

Want gul was men voor ’t kind dat zacht  
en bleu de blijde boodschap bracht.
Je kreeg dan vaak een cent of twee
en was daar zeer tevreden mee.

Al was het slechts een klein gebaar,
Met al die centen bij elkaar
kreeg je vaak het kwartje rond
Waar je spaarpot op te wachten stond.

En als je met je handen diep
in je zakken weer naar huis toe liep,
De munten in je knuist geklemd,
Begon je ’t jaar al goed gestemd.

Want tastbaar had je dan ’t geluk
op dat moment écht in je tuk.


 

     

  

 

 

 

 

 

 

  

 

 

      

   

 

 

 

 

EEN

 HEEL

 GEZOND

 


          
 


 

 

 

TOP

HOMEPAGE