DE WILDE JACHT

 

 

 




Schilderij 'De Wilde Jacht' van Peter Nicolai Arbo..
 

 

 





De christelijke feestdagen die we tussen december en Pinksteren vieren, dragen allemaal nog sporen mee van de feesten van onze verre Germaanse voorouders. Zelfs Sinterklaas die met wapperde mantel en baard over de daken jaagt, heeft als voorganger de oppergod Wodan die in gezelschap van zijn twee zwarte raven alles in de gaten hield. Het vereren en versieren van een altijd groen blijvende boom voert duizenden jaren terug terwijl het lawaai maken met trommels en ossenhoorns rond de jaarwisseling de winterdemonen moest verjagen. Als dit was gelukt en het licht en de zon kwamen terug ontstak men vreugdevuren en werden om na een hongerige winter nieuwe krachten op te doen verse eieren gegeten….. Voor onze voorouders die dicht bij de natuur leefden en er volledig van afhankelijk waren zaten achter de wisselende natuurverschijnselen en elementen de goden die dan weer woedend en dan weer mild en vrijgevig waren.
De belangrijkste goden komen nog voor in de namen voor onze dagen van de week.
Natuurlijk waren de zon en de maan belangrijk. Dinsdag komt van de god Thyr of Ding de dag waarop recht gesproken werd (kort geding b.v. herinnert hier nog aan)
                   
Woensdag was de dag van oppergod Wodan de woedende, die op zijn achtbenige paard door het gewelf joeg waarbij zijn blauwe mantel en witte haar wapperden. De mens zag die in de blauwe hemel met flarden witte wolken. Bij ons in Twente kreeg Wodan dan ook de bijnaam Hakkelbeernd.

      
  
Donderdag hoorde aan Donar de god van de donder, hij reed met zijn strijdwagen ratelend over de wolken, sloeg met zijn reusachtige hamer om zich heen waardoor het vuur( bliksem) er afspatte en gooide donderstenen neer. De godin Freya van de vruchtbaarheid gaf haar naam aan de Vrijdag.
Alleen Zaterdag heeft een Romeinse achtergrond naar de god Saturnus…
Rond de jaarwisseling speelden zich van allerlei onheilspellende gebeurtenissen af.
Zo kende men op het platte land tot in de vorige eeuw “de wilde jacht”. Bij zware storm en onweer meende men dat Wodan op jacht ging naar een wolf die het daglicht had opgeslokt en naar alle andere duistere winterdemonen alsook de lijken van de doden die de terugkeer van het licht in de weg stonden. Met Wodan aan het hoofd trok onder het gedonder en gebliksem van Donar een woest jagend godenleger door het hemelruim alles meesleurend wat slecht was….. Achter aan kwam als een soort vuilnisman de god van vruchtbaarheid, huwelijkstrouw, orde en netheid, Fro een broer van Freya die zorgde dat er niets achter bleef. Je moest dus zorgen dat al het nog bruikbare netjes was opgeruimd want hij sleepte alles mee. Hij reed daarbij op een reusachtig everzwijn met gouden borstels. In Twente werd hij daarom Derk met de Beer genoemd. In Wierden en omgeving is tot in de zestiger jaren nog het “sleppen” in gebruik geweest waarbij de jeugd alles wat los zat en niet opgeruimd was, meesleepte naar een open plek, een restant van het geloof aan Derk met de Beer. Als de wilde jacht voorbij was en de dagen langer werden kwam de godin Ostara( in Duitsland heet Pasen nog altijd Ostern) met haar hazen om eieren en jong leven te brengen en de natuur weer groen te kleuren.

Ik heb geprobeerd DE WILDE JACHT in een rijmpje vast te leggen. Willem Wilmink leerde ons dat wanneer je wilt dichten je er het beste een melodie bij in je gedachten kunt nemen…….
Ik gebruikte hiervoor het toepasselijke Ghost riders in the sky van Johnny Cash…. Of instrumentaal van de Shadows… beide te vinden op You Tube.
Het prachtige schilderij van de wilde jacht is van Peter Nicolai Arbo…

 




DE WILDE JACHT
De oale boer schrikt wakker van gedonder en gekriejs.
He zöt twee zwatte raav’n en dat brech h’m van de wiejs.
Bang veur vrouw en vee en ’t lot van hoes en hof
want de wilde jacht keump lienrecht op h’m of.


Wodan rit veuran met zien groot achtbenig peard.
Zien witte hoar’n wappert en he zweait wild met zien zweard.
Donar met zien waag’n löt et donder’n kear op kear
houwt hard met ziene hamer en smit dondersteen’n near.
 
De goden bint groot
De goden bint groot
De meanske bint in nood.
 
Zo griept ze, geest’n en demoon’n met hun woeste macht.
‘t gejammer en gehuul snit deur de koale nacht.
Walkuur’n en godinn’n met de beide borsten bloot,
stekt met hun spear de weenterduuvels dood.
 
Helemoal van achter keump dan Derk met de Bear.
Zittend op zien everzwien is he drok in de wear.
Saam’n trekt ze voart een reusachtig vissersnet
en slept alle liek’n en de rotzooi met zich met.
 
Wodan is groot
Wodan is groot
Godsrieders haalt de dood..
 
Op een moal is et stille en de boer kik bang um hoog.
De wilde jacht is oaver en he zöt de hemmelboog.
Wodans blauwe maantel en ’t oranje van de sun
Beduud’n dat de veurjoarstied begun.
 
Het duuster is verbann’n en et grouw en gries verdwient.
Het vrös nich mear omdat de sun noe lang en feller schient.
Ostara met heur haaz’ns en verse eier op de rug.
Breg ‘t jonge leav’n en ’t frisse greun terug.

De meanske bint blie
De meanske bint blie
Het duuster is noe veurbie….
 

 

 
Dit gedicht is opgenomen in de 'Twentse Taalbank'
 onder; >
zoekfunctie > personen > type Gerrit Schorn
 





 

 



Wodan op zijn achtbenige paard..