De christelijke feestdagen die we tussen december en
Pinksteren vieren, dragen allemaal nog sporen mee
van de feesten van onze verre Germaanse voorouders.
Zelfs Sinterklaas die met wapperde mantel en baard
over de daken jaagt, heeft als voorganger de
oppergod Wodan die in gezelschap van zijn twee
zwarte raven alles in de gaten hield. Het vereren en
versieren van een altijd groen blijvende boom voert
duizenden jaren terug terwijl het lawaai maken met
trommels en ossenhoorns rond de jaarwisseling de
winterdemonen moest verjagen. Als dit was gelukt en
het licht en de zon kwamen terug ontstak men
vreugdevuren en werden om na een hongerige winter
nieuwe krachten op te doen verse eieren gegeten…..
Voor onze voorouders die dicht bij de natuur leefden
en er volledig van afhankelijk waren zaten achter de
wisselende natuurverschijnselen en elementen de
goden die dan weer woedend en dan weer mild en
vrijgevig waren.
De belangrijkste goden komen nog voor in de namen
voor onze dagen van de week.
Natuurlijk waren de zon en de maan belangrijk.
Dinsdag komt van de god Thyr of Ding de dag waarop
recht gesproken werd (kort geding b.v. herinnert
hier nog aan)
Woensdag was de dag van oppergod Wodan de woedende,
die op zijn achtbenige paard door het gewelf joeg
waarbij zijn blauwe mantel en witte haar wapperden.
De mens zag die in de blauwe hemel met flarden witte
wolken. Bij ons in Twente kreeg Wodan dan ook de
bijnaam Hakkelbeernd.
Donderdag hoorde aan Donar de god van de donder, hij
reed met zijn strijdwagen ratelend over de wolken,
sloeg met zijn reusachtige hamer om zich heen
waardoor het vuur( bliksem) er afspatte en gooide
donderstenen neer. De godin Freya van de
vruchtbaarheid gaf haar naam aan de Vrijdag.
Alleen Zaterdag heeft een Romeinse achtergrond naar
de god Saturnus…
Rond de jaarwisseling speelden zich van allerlei
onheilspellende gebeurtenissen af.
Zo kende men op het platte land tot in de vorige
eeuw “de wilde jacht”. Bij zware storm en onweer
meende men dat Wodan op jacht ging naar een wolf die
het daglicht had opgeslokt en naar alle andere
duistere winterdemonen alsook de lijken van de doden
die de terugkeer van het licht in de weg stonden.
Met Wodan aan het hoofd trok onder het gedonder en
gebliksem van Donar een woest jagend godenleger door
het hemelruim alles meesleurend wat slecht was…..
Achter aan kwam als een soort vuilnisman de god van
vruchtbaarheid, huwelijkstrouw, orde en netheid, Fro
een broer van Freya die zorgde dat er niets achter
bleef. Je moest dus zorgen dat al het nog bruikbare
netjes was opgeruimd want hij sleepte alles mee. Hij
reed daarbij op een reusachtig everzwijn met gouden
borstels. In Twente werd hij daarom Derk met de Beer
genoemd. In Wierden en omgeving is tot in de
zestiger jaren nog het “sleppen” in gebruik geweest
waarbij de jeugd alles wat los zat en niet opgeruimd
was, meesleepte naar een open plek, een restant van
het geloof aan Derk met de Beer.
Als de wilde jacht voorbij was en de dagen langer
werden kwam de godin Ostara( in Duitsland heet Pasen
nog altijd Ostern) met haar hazen om eieren en jong
leven te brengen en de natuur weer groen te kleuren.
Ik heb geprobeerd DE WILDE JACHT in een rijmpje vast
te leggen. Willem Wilmink leerde ons dat wanneer je
wilt dichten je er het beste een melodie bij in je
gedachten kunt nemen…….
Ik gebruikte hiervoor het toepasselijke Ghost riders
in the sky van Johnny Cash…. Of instrumentaal van de
Shadows… beide te vinden op You Tube.
Het prachtige schilderij van de wilde jacht is van
Peter Nicolai Arbo…