Ook
als het in deze tijd van het jaar te koud was voor het meertje of de beek,
fietsten vader en ik op zondagmorgen regelmatig richting Buurse. Soms via Usselo
en de Oude Haaksbergerdijk naar de stenderkast, de oude Wissinksmöl die nu weer
op haar oude plekje in Usselo terug is maar toen nog in het Buurserzand stond.
Maar de spannendste rit was over wat vader noemde de “greune grens”.
We fietsten dan niet via een grenspost met douane en slagboom naar Duitsland,
een landsnaam die overigens zelden viel. Je ging naar de Mof, de Pruus of oaver
’n poal. Het was een spannende tocht die begon als we vanaf de Buurserstraat nog
voor café de Boomgaard linksaf gingen om via vaak moeilijk begaanbare zandpaden
ons doel te bereiken. Vader had weliswaar een paspoort waar ik ook bij opstond
maar tijdens de rit kon ieder moment een Duitse of Hollandse grenswachter uit de
bosjes opduiken om ons aan te houden en dan wist je het maar nooit. Dat is ons
gelukkig nooit overkomen want de commies zal op zondagmorgen in de kerk hebben
gezeten terwijl de Zollbeamte al lustig aan het frühschoppen was. Na enige
smalle paadjes over de hei geraakten we op een wat bredere zandweg. Dit was een
restant van een oude Hessenweg (handelsweg) van Münster naar Deventer. Deze
volgend passeerden we na enkele honderden meters links van de weg een oude
stenen grenspaal. Nu waren we in de Pruus. Even verderop ging een paadje
rechtsaf dat ons naar de oude Haarmühle leidde. Een watermolen die draaide op
wat daar nog Alstätter Aa heette maar eenmaal in Nederland de ons Enschedeërs zo
geliefde Buurserbeek werd.
Ik was als kind door de molen gefascineerd. Het molenrad maar vooral het
ingenieuze houten binnenwerk met de molenstenen maakte diepe indruk omdat het al
zoveel eeuwen geleden was gemaakt. De molen was in die tijd defect want als kind
heb hem nooit zien draaien maar op de prachtige plek tussen de hoge beuken,
eiken en lindes met de oude boerderij waar we wat dronken, voelde het net of we
ver terug waren geraakt in de tijd. Al rond 1350 moet op deze plek een Alstätter
of Haarmühle op de beek hebben gedraaid.
De huidige molen is volgens een inscriptie in de zware balk boven de ingang van
het molenhuis gebouwd in 1619 en werd in 1721 gerenoveerd zoals we kunnen lezen
op het prachtige uit Bentheimer zandsteen gebeeldhouwde wapen van de bisschop
van Münster.
Het verhaal gaat dat er rond 1350 ook iets verderop aan de Nederlandse kant van
de grens een watermolen heeft gestaan, deze zou wegens slecht functioneren, zijn
verplaatst naar de plek waar zich nu in Haaksbergen de Oostendorper watermolen
bevindt. De Haarmühle wisselde door de eeuwen heen regelmatig van eigenaar maar
bleef altijd in handen van de adel of geestelijkheid die het alleenrecht hadden
op wind en waterkracht. Je kon een watermolen van zo’n eigenaar wel pachten en
dat was redelijk winstgevend want de boeren uit de noaberschop werden door hun
landheer verplicht hun graan daar te laten malen… Als ik vader vroeg waarom de
molen Haarmühle heette maakte hij een grapje over de eigenaren door te zeggen
dat de molen niet van hem maar van haar was. Grote flauwekul natuurlijk. De
molen is genoemd naar het oude erve en molenaarshuis dat door de eeuwen
wisselend als; Haar, Haarman of Harink staat beschreven.
Na nog even van al dat moois te hebben
genoten en een rondje langs de
speeltoestellen te hebben gemaakt (zie foto) was het weer tijd om naar huis te
gaan. Eerst kocht vader bij de Wirt nog een paar beugelflessen donker zoet bier
dat moeder zo lekker vond en die we verstopten in vaders fietstassen onder onze
regenjassen. Als we na de zandpaden, ongezien en veilig met onze smokkelwaar
weer op de Buurserstraat uitkwamen, namen we terug de Kwekkeboomweg langs de
mooie oude boerderijen in het Brookheurn. Via de Groot Bruninkstraat en de
Geessinkweg kwamen we weer in de stad…..
Dat was meer dan zestig jaren geleden, maar veel van vroeger is er nog steeds.
Tegenwoordig is de stad Ahaus eigenaar van de Haarmühle die weer volop draait
sinds de restauratie in 1988. Ook het oude Gasthof is aangepast en uitgebreid en
voldoet aan de eisen zoals informatieborden of wandel en fietsroutes, die de
moderne toerist stelt. En toch wanneer de auto’s op de parkeerplaats uit zicht
zijn, voelt het nog steeds of je naar oude tijden terugkeert. Zondags is er vaak
een concert, zingt er een koor of treden boerendansers op. Allennig hangt ze d’r
dan met de been oet. We gaan er daarom regelmatig op een doordeweekse zondag
naar toe, niet op de fiets maar met de auto om een van de mooie wandelroutes
langs de beek en door bos en hei te volgen met als afsluiting natuurlijk; Kaffee
mit Kuchen of een warme hap uit de “Gut Bürgerliche Küche”.
Ik kan het nooit nalaten om tot slot nog even vanaf de brug naar het molenrad en
het kolkende water te kijken dat nadat het zich op de schoepen heeft gestort,
schuimend een weg richting Buurse zoekt. Ik ben dan weer even het kind van
vroeger dat zich in de middeleeuwen waande...
De Haarmühle zo'n honderd jaar geleden....