Voor vandaag even geen verhalen over
oude gebouwen of toestanden
in ons Eanske, maar
met jullie welnemen, wat weemoedige klanken.
Met mijn 72 jaren ben
ik volgens lieden die in deze materie hebben
doorgeleerd, aangekomen in de herfst van mijn leven.
Nog even en de barre winter met al zijn problemen en
lichamelijke ongemakken staat voor de deur. Nu denk
ik daar weinig aan, ik ben in principe een
optimistisch mens want het leven heeft nog zoveel
moois te bieden en er zijn nog zat leuke dingen te
doen. Maar een enkele keer word ook ik bevangen door
weemoed. Zoals bij het aanschouwen van mijn tuin bij
terugkeer van vakantie. Enkele laatbloeiers brachten
nog wat kleur, maar bruin en geel gekleurd dood blad
bedekte al een deel van het gazon. Alleen de
rozenstruik had nog een keer de laatste levenssappen
uit haar wortels geperst en toonde ons als welkom de
fraaie tros op de foto.
Het zullen de paar
Duitse genen nog wel zijn die bij mij na 300 jaar
zijn overgebleven maar ik moest meteen denken aan
die vele Duitse liederen, schlagers en gedichten die
gaan over Heimweh en Sehnsucht naar de Heimat maar
vooral naar de “schöne Jugendzeit” die helaas nooit
meer terug komt. Hierin worden ook vaak de
jaargetijden gebruikt voor onze levensfazen en de
herfstroos als laatste teken van bloei.
Een van die oude Duitse liederen heb als basis
gebruikt voor het volgende rijmpje..
HERFST
In de tuin bloeien de laatste rozen,
dode bladeren vallen van de boom.
Wil nog één keer in mijn jeugd verpozen,
maar met de herfst vervaagt die jongensdroom.
Zou dolgraag weer eens staan te blozen
als een meisje vrolijk naar me lacht
nadat ze me heeft uitgekozen
voor een feestje, totaal onverwacht.
Maar in de tuin bloeien de laatste rozen
en de zon verliest steeds meer aan kracht.
De tijd die rest, is nog maar kort,
herinneringen komen vrij.
En als het weldra winter wordt,
komt alles in een film voorbij;
Bad Boekelo, in zand en zon,
kreeg er mijn eerste zoen,
De Cotton Town of Avion,
was het maar even nog als toen…
Maar in de tuin bloeien mijn laatste rozen,
dorre bladeren dwar’len uit de boom.
Zou het liefst weer in mijn jeugd verpozen,
maar met de wind verwaait die mooie droom.
Wil stiekem nog eens minnekozen
met een mooie meid uit Glanerbrug,
met vrienden zuipen als matrozen,
of naar de sterren staren op m'n rug.
Maar in mijn tuin bloeien de laatste rozen,
ach, die mooie tijd komt nooit terug.