DE HINDERLAAG
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog ( 1568-1648)
hadden de Twentse stadjes, dorpen en het
boerenland zwaar te lijden. Zowel de Spaanse
legers als de legers van Oranje (Staatsleger)
maakten zich schuldig aan plundering en
uitbuiting. De legers bestonden niet uit
vaderlandslievende Spanjaarden of Nederlanders
maar uit een bij elkaar geharkt zooitje
huurlingen die vochten zolang ze maar werden
betaald. Maar beide legers kenden tijden van
geldgebrek en dan werd om muiterij of het
overlopen naar de vijand te voorkomen
toestemming gegeven voor rooftochten. Geld,
sierraden, paarden, slachtvee en levensmiddelen,
niets was veilig waarbij verkrachting, moord en
brandstichting geen uitzondering waren. De
ergste periode was tussen 1580 en 1591 toen
Enschede werd bezet door een 300 soldaten in
Spaanse dienst onder leiding van de barbaarse,
Italiaanse ritmeester Mendo.
Enschede kende nauwelijks 1500 inwoners die voor
kost en inwoning moesten zorgen hetgeen een te
zware last was vandaar dat men er regelmatig op
uit trok om te roven en op beestachtige wijze
tekeer te gaan.. Dat werd nog erger toen prins
Maurits de handelssteden Zutphen en Deventer op
de Spanjaarden veroverde en bevoorrading van
Enschede nog nauwelijks plaatsvond.
Joachim Hendriks een Staats officier die bij de
verovering van Deventer was betrokken, hoorde
hiervan en vatte een plan op om de Spaanse
terreur in Twente een slag toe te brengen.
Hendriks, bijgenaamd “Swartenhondt” omdat het
Amsterdamse huis waarin hij was geboren zo
heette, vroeg zijn meerderen toestemming om als
spion de Spaanse troepen een tijdlang te
observeren en een strategie te vinden om ze te
bestrijden. Het mes sneed hierbij aan twee
kanten, de Staatse plannen om de Twentse stadjes
te veroveren lagen al op de plank en wanneer men
de Spaanse terreur op het platte land een eind
toe kon roepen, zou dat de inwoners gunstig
kunnen stemmen voor Oranje.
Swartenhondt probeerde contact te leggen met de
boeren voor een hinderlaag maar stuitte op de
bekende Twentse argwaan en achterdocht totdat
hij in Usselo een boer had gevonden van
Hollandse afkomst die na enige druk wilde
meewerken. Toen Swartenhondt in december met
zijn plannen bij de legerleiding terugkwam, was
men zeer enthousiast en zegde men hem 460
scherpschutters toe. Hij had met de boer in
Usselo afgesproken dat men zijn boerderij
zogenaamd zou overvallen en al het vee zou
wegvoeren en zo gebeurde het ook zonder
medeweten van de andere boeren. Men liet een
haveloos uitziende jongen ontsnappen die op 16
december 1591 aan de Veldpoort de overval van de
Staatse troepen meldde. Mendo was woest en in de
middag vertrok hij met 200 ruiters richting de
zogenaamd geplunderde boerderij. Daar trof hij
niemand aan maar vond wel duidelijke sporen van
de Staatse ruiters in de sneeuw en zette in
volle vaart de achtervolging in. Hierop had
Swartenhondt gerekend en had een mooie plek voor
een hinderlaag gevonden tussen Boekelo en Beckum
bij het Ganzebos, een groot moerasgebied. Door
een kampvuurtje lokte hij de achtervolgers een
bospad op waarna zijn scherpschutters die in het
kreupelhout verborgen zaten de verraste
Spanjaarden van hun paarden schoten. Meer dan
120 man kwamen hierbij om terwijl anderen die in
paniek het moeras invluchtten geen enkele kant
meer op konden en verdronken of door de Staatse
ruiters werden gedood..
Slechts een veertigtal kon aan de slachtpartij
ontkomen.
Het plan was gelukt, de rooftochten werden
minder en toen prins Maurits in 1597 Enschede
belegerde, telde de Enschedese bezetting nog
maar 108 soldaten die zich direct overgaven. Of
ook Mendo omgekomen is, vertelt de geschiedenis
niet. In 1597 was hij echter niet meer in de
stad….
Sigarenrokers van het merk Elisabeth Bas of
sigarenbandjes spaarders zoals ik hebben nooit
kunnen vermoeden dat die deftige dame de
echtgenote was van Swartenhondt, de man die meer
dan de helft van de Spaanse bezettingstroepen
van ons Eanske elimineerde..