HOEFIJZER...

 

 

 



Vroegere smederij aan de Burgemeester Jacobsstraat..
 

 

   





Piano's staat er op het uithangbord van dit oude pand aan de Burgemeester Jacobsstraat op de Braker. Maar in mijn kinderjaren was dit de smederij van Leppink, een echte smidse met open vuur en blaasbalg. Ik kwam er regelmatig want de paarden van de Boekelose Melkfabriek bij ons uit de straat werden er beslagen. We liepen als het zover was met de betreffende melkboer en zijn paard mee om te kijken hoe het edele dier van zijn oude schoeisel werd ontdaan en nieuw kreeg aangemeten. Maar eigenlijk loerde ik op zo'n oud hoefijzer want het waren begin jaren vijftig nog schrale tijden en ik was er van overtuigd dat we thuis nog wel wat geluk konden gebruiken. Er lagen er tientallen in een bak voor de smederij, maar telkens wanneer ik er om vroeg, kreeg ik een hartgrondig, "NEE!" Op een goede dag had ik een stuiver op zak die ik van een tante had gekregen om een pakje kauwgom te kopen. Ik besloot echter het muntstuk in te zetten als bod op een hoefijzer. Toen de smid weer eens weigerde, zei ik; "Ik wil 'd'r wa een koop'n!" De smid keek me ernstig aan en trok een wenkbrauw op. "Wat woij d'r veur kwiet dan?" Ik aarzelde een moment.. "'n stuuver!" bood ik dapper aan. "Verkocht" riep de smid. "Zeuk oe 'd'r mar ene oet." Dat liet ik me geen twee keer zeggen en onder luid gelach van de omstanders, gaf ik mijn stuiver en spoedde me met een mooi groot hoefijzer naar huis. Met behulp van ons keukentrapje en een roestige spijker, timmerde ik de geluksbrenger boven de deur van de schuur. Moeder had haar twijfels, maar toen vader thuis kwam, knipoogde hij naar moeder en wreef zich in de handen bij het vooruitzicht op het vele geluk dat ons ten deel zou vallen... Dat viel tegen en even dreigde zelfs het noodlot...... Door een harde windvlaag, knalde de schuurdeur dicht juist toen moeder er langs liep. Bij de klap geraakte het ijzer los, miste moeder op een haar en viel rinkeldekinkelend op de tegels... Vader en ik schoten toe op de noodkreet van moeder, maar gelukkig was er niets ernstigs aan de hand. "Vot met dat kreng", mopperde moeder en smeet het geschrokken in de bak met oud ijzer die klaar stond voor dove Lammert de lompenboer.
Daar was vader het niet mee eens. "Heij 't op oen kop kregg'n of hef't oe woar aanders raakt?"
Moeder moest het ontkennen. "Dan heij onmeunig geluk had en hef 't iezer doan woaveur oons Gaike 't op hef hang'n." Ik zie nog de verbaasde blik van moeder, maar toen moesten we alle drie lachen en vader hing het hoefijzer met twee dikke spijkers weer op. Nu niet boven de schuurdeur maar op een veilige plek tegen de schutting. Toen deze in het voorjaar nieuw in de carbolineum werd gezet, verfde hij het ijzer helder wit zodat het mooi afstak. Of het ons extra geluk heeft gebracht kan niemand bewijzen. We werden niet gelukkiger dan we al waren en een hoofdprijs in de loterij hebben we nooit gewonnen. Maar wie weet voor welk onheil het hoefijzer ons al die jaren dat we nog in de Frederikastraat woonden, heeft behoed?