IBBENBUREN
De jongelui onder ons die de jaren 50 en 60 nog
bewust hebben meegemaakt, moeten dit gebouw
hebben gekend.
Het behoorde bij het Janninkcomplex en stond op de hoek van de
Zuiderhagen en het Van Loenshof waar nu het
winkelcentrum De Zuidmolen door leegstand
verpietert. Voordat Jannink het van de Gemeente
overnam was het tot 1889 de stadsgevangenis. Na
die datum zullen de langgestraften wel naar
Almelo zijn gegaan en had Enschede genoeg aan
een kleiner hotel voor dronkaards,
vechtersbazen, oproerkraaiers en stakers. De
cellen werden voorlopig voor nood ondergebracht
in de kolenkelder het oude stadhuis. Zat men in
andere plaatsen in de nor, de lik, de bak of de
bajes, in Enschede zat men in Ibbenbüren genoemd
naar het Duitse stadje waar destijds de
steenkool vandaan kwam en dat we kennen van de
Sommerrodelbahn.
In het Enschedese Ibbenbüren ging het er niet
altijd zachtzinnig aan toe. Arrestanten die
brutaal waren of zich verzetten konden rekenen
op een flink pak rammel met een harde gummiband.
Soms werd er tot bloedens toe geslagen en kon
het slachtoffer daardoor de volgende morgen niet
zelfstandig naar huis lopen dan werd hij in een
kruiwagen gebracht en voor de huisdeur neer
gekieperd. De toenmalige burgemeester Tjeerd van
der Zee die zijn kantoor boven de kolenkelder
had, genoot volgens getuigen zichtbaar van zo’n
afstraffing en riep vaak naar beneden; “Geef hem
ook nog maar zo’n portie van mij.” Van der Zee
was een gewezen luitenant in het koloniale leger
waar hij tijdens de Atjeh-oorlog bij het dorpje
Soerian in de voorste linies had gevochten. Zijn
bijnaam was dan ook de held van Soerian en hij
werd voor zijn heldendaden onderscheiden met de
Militaire Willemsorde, en was tevens drager van
de Orde van de Nederlandse Leeuw, de Orde van
Oranje- Nassau en de Orde van de Eikenkroon.
Omdat hij bij de gevechten zwaar gewond was
geraakt, werd hij eervol uit het KNIL ontslagen.
Zo’n
reputatie, we zouden nu spreken van C.V., gold
in die tijd als een mooi opstapje naar een
burgemeesterspost, eerst van Monnikendam daarna
van onze stad. Ook hier kon hij geen afstand
nemen van zijn vorige carrière. Zo kon hij
tijdens stakingen aan het hoofd van enige
agenten of opgetrommelde huzaren uit Deventer
met getrokken sabel een café waar stakers of
rooien bijeen kwamen, binnenstormen, de
bezoekers uiteendrijven, het café laten sluiten
en de vergunning intrekken. Toen een getroffen
kasteleinsvrouw hem eens huilend vroeg waar zij
haar kinderen dan van te eten moest geven,
antwoordde hij; “Wat kunnen mij jouw kinderen
verdommen!” Een van zijn sterke staaltjes was
ook dat hij de naam van het naar een voormalige
burgemeester genoemde Cliffordpark (nu
Stationsplein)naar zijn eigen roemruchte
verleden veranderde in Atjehpark. De voorman
Johan Tusveld van de rooien beschouwde hij als
een van zijn grootste vijanden en hij zocht dan
ook vaak de confrontatie met hem op. De
fabrikanten waren natuurlijk zeer ingenomen met
zo’n burgemeester en ook bij de verandering van
de naam van het park legden ze hem geen
strobreed in de weg. Zij hadden immers groot
belang gehad bij het herstel van de rust in
Nederlandsch Indië waar het grootste gedeelte
van de in Enschede gefabriceerde katoenen
weefsels naartoe ging. Had van der Zee in
Enschede de wind er goed onder, in de landelijke
politiek viel zijn botte gedrag natuurlijk
negatief op. Er werden Kamervragen gesteld
waarbij men zich ernstig afvroeg of deze man wel
geschikt was voor het ambt van burgemeester. In
1896 werd hij dan ook om “gezondheidsredenen”
vervangen door Edo Bergsma. Die zorgde meteen
dat Enschede een eigen politiebureau met cellen
kreeg aan de Langestraat pal naast het stadhuis
zodat ook Ibbenbüren weer als kolenkelder kon
worden gebruikt. Omdat dit gebouw door de groei
van de stad al snel te klein was, werd in 1911
het fraaie politiebureau met de trapgeveltjes,
het torentje en de leeuw aan de
Haaksbergerstraat betrokken. Ook dit pand is in
de jaren 70 alweer gesloopt al had het van de
meeste Enschedeërs met een andere functie en als
monument mogen blijven staan..