JANUARINIEUWS  2022 
          
         

 

 





LIED...   


Uit Mini’s platenrekje duikelden we een hit uit de jaren zestig op die precies past bij deze trieste januarimaand. Dromen over vrijheid en terug verlangen naar hoe mooi het vroeger was terwijl de keiharde realiteit heel anders is....


Luister en kijk mee bij;      NOSTALGIE


En… heb je nu zelf een zanger of hit uit je tienertijd die nog eens graag wilt horen en met ons delen?....


Bel of mail het door naar Mini dan gaan we er voor een volgend
“OALD NI’JS” mee aan de slag.




 

 





SLAGERS   
 
 
Als ik terugdenk aan het Enschedese straatbeeld van vroeger, valt het op hoe weinig middenstanders er nu nog zijn in de gewone straten. Men is verhuisd naar een winkelcentrum of is ten ondergegaan aan de concurrentie met de ketens....In iedere straat was wel een sigarenwinkeltje, kleine kruidenier of een vakman die reparaties uitvoerde meestal niet eens in een winkelpand maar gewoon vanuit huis of schuur



 

 

 

 

 




Slagerij Koopmans aan de Haaksbergerstraat op nr. 400
 

 





SLAGERS   


In mijn buurtje was de melkfabriek van de Boekelose natuurlijk professioneel, maar er waren ook een naaister en een schoenmaker die in de bijkeuken hun werkplek hadden en een visboer die niet alleen ventte maar waar je ook in een verbouwd schuurtje achter zijn huis nieuwe haring kon halen en zo waren er meer.
Opvallend vond ik hoeveel slagers er in onze buurt, die toch aan de rand van de stad lag, de kost probeerden te verdienen. Dit kon niet gewoon thuis, men had dus een duur winkelpand nodig en niet iedereen kon zomaar een slagerij beginnen, het waren vakmensen die niet alleen iets verkochten maar ook uit de geslachte dieren voor de klant een smakelijk stukje vlees moesten creëren. Mijn moeder ging in de regel niet naar zo’n buurtslager.
Zij combineerde de dinsdagmarkt in de stad met slager van Mourik aan de Haaksbergerstraat tegenover de Emmastraat die volgens haar goed en goedkoop was. Het was er dan ook altijd zeer druk en de wachttijden liepen hoog op maar dat nam men op de koop toe in die tijd. Als ze iets was vergeten of er moest snel nog wat gehaald worden, was slager Koopmans aan de Haaksbergerstraat bij de ingang van het Spinnersplein haar favoriet.
Toen ik een jaar of vijftien was, lag moeder regelmatig in het ziekenhuis en moest ik de boodschappen doen. Vader ging voor groente, fruit vis en kaas op zaterdag naar de markt en ik deed op mijn vrije middag het rondje de Gruijter en Jamin in de Voorstad voor koffie, lekkers en extra´s, voor de gewone kruidenierswaren naar Leppink aan de Dennenweg en ten slotte naar slager Koopmans.... Ik vond het daar niet prettig, het was er meestal vol en de struise Pathmosvrouwen kropen altijd brutaal voor...
Er waren echter genoeg alternatieven in de buurt en moeder hoefde niet te weten dat ik niet naar Koopmans ging want het vlees werd nog in neutrale papieren zakken meegegeven.
Het dichtst bij was Tieman op de hoek van de Haaksbergertsraat en de Dr. P. van Hoekstraat. Dat vond ik echter een onsympathieke man die mij in het bijzijn van een van zijn spaarzame klanten ruw de deur wees toen ik er een kwartje voor het schoolfonds kwam innen. Dan was er Achterberg aan de toenmalige Broekheurnerweg, nu Weth. Elhorststraat. Daar hoefde ik niet heen want hij kwam zelf altijd op zondagmorgen aan de deur, niet voor een onsje pekelvlees maar om ons Gods woord te brengen en de Wachttoren aan te smeren. Dan waren er nog Elfers aan de Zweringweg, Schukkink aan de Dennenweg naast Leppink of Nieuwenhuis aan de Pathmossingel...
Keus genoeg dus en natuurlijk ter Weele op het Spinnersplein tegenover het badhuis naast Pit. Daar moest ik alleen heen voor leverworst want hij maakte volgens velen en ook mijn ouders de lekkerste van Pathmos, Enschede, aarde en omstreken.
Hoewel ik het traditionele plakje worst allang was ontgroeit, kreeg ik het van hem op de vuist mee en als er volk in de winkel was, sneed hij nog een extra plak af en deed dat bij in de verpakking. “Veur oen werkloze breur” , voegde hij er tot grote hilariteit van de andere klanten aan toe. Nu had ik helemaal geen broer dus was dat plakje uiteraard ook voor mij. Als er niemand in de winkel was , kreeg ik het echter niet. Het was dus alleen een soort reclamestunt en ik had het donkerbruine vermoeden dat je de extra plakjes wel degelijk zelf meebetaalde. Een soort `Wost oe eig´n toet´n.`
Toen ik op een goede dag onderweg naar Koopmans toevallig opfietste met een jongen uit de buurt, wees hij me op slager Bosman aan de Haaksbergerstraat tegenover de Derde School met den Bijbel, niet omdat deze zulke dikke karbonades had of prijsstunter was, nee, hij had een mooie dochter wier surplus aan schoonheid bestond uit een prachtige dikke bos lichtblond haar en donkere wenkbrauwen. Als iemand anders me dit had verteld, zou ik het waarschijnlijk mijn twijfels hebben gehad, maar ik was al eerder een ervaring met deze vrouwenkenner de mist in gegaan. Zo kwam er volgens hem bij de IJssalon Italia aan de Haaksbergerstraat op zondagmiddag altijd een meisje met een grijs en een bruin oog. Ik geloofde hem niet en we sloten een weddenschap af om een dikke ijsco. Tot mijn grote verbazing en pijn in de portemonnee had hij gelijk. Dus nam ik nu maar aan dat het waar was en besloot slager Bosman met mijn klandizie te vereren in de hoop een glimp van zijn bijzondere nazaat op te vangen. Ik ben er een paar keer geweest want op de kwaliteit van het vlees was niets aan te merken maar helaas ben zijn dochter in en om de slagerij nooit tegengekomen.
Dat was een paar jaar later tot mijn grote verrassing wel het geval. Ik werkte toen in Glanerbrug en bij heel slecht weer ging ik wel eens met de bus en de TET halte was voor de deur bij slager Bosman. Terwijl de regen in bakken neerviel zag ik haar met paraplu uit de winkel komen. Het kon niet missen, mijn buurjongen had niets te veel gezegd of overdreven. Terwijl ik nog verlekkerd toekeek besefte ik meteen dat dit een meisje was waar ik als saaie grijze muis geen moeite voor hoefde te doen omdat ik al bij voorbaat kansloos was.
Moeder was intussen weer de oude en omdat ik werkte, zat mijn taak als boodschappenhaler er op. Ik heb de mooie slagersdochter nooit meer gezien en wist niet eens haar voornaam tot voor kort:

....60 jaar later.... gezegend zij Facebook!


Op de fraaie foto (boven) uit 1954 zien we de Haaksbergerstraat met slagerij Koopmans. Een groot deel van de oude eiken die de hele straat ooit aan beide kanten omzoomden, staan er nog......Er is er nog maar een van over tegenover Koopmans bij de Zuiderstraat... gelukkig is er wel nieuwe aanplant.


 

 

 




Slagerij Bosman aan de Haaksbergerstraat op nr. 225
 

 

 

 

 

 





FONGERS   
 
 
In on ze jonge jaren kenden we veel rijwielmerken....
Een van de bekendste was de oerdegelijke fiets van Fongers uit Groningen.
In 1884 begon Albert Fongers uit Warffum met het maken van fietsen in zijn smederij in Groningen. Hij had plaatselijk zo’n succes dat hij in 1894 naast zijn smederij een rijwielenfabriekje oprichtte. Landelijk brak hij door in 1896 met zijn inzending voor een rijwielententoonstelling in Amsterdam waarna de vraag zo groot werd dat hij een NV stichtte en in 1897 een nieuwe fabriek liet bouwen aan de Hereweg in Groningen.
De Fongers fiets werd geprezen om zijn kwaliteit en degelijkheid en werd in 1912 door het Nederlandse leger in gebruik genomen terwijl ook naar het buitenland grote aantallen werden afgezet.

Ook bij Gerrit thuis zwoer men bij de sterke fiets uit het noorden. Zijn grootouders en ouders reden er al op en dat was niet toevallig. Ze woonden aan de Janninksweg en daar was Rijwielhandel en hersteller Nijhof gevestigd, vrienden van de familie... Gerrits eerste tweedehands kinderfietsje was dan ook een Fongers, zo ook zijn eerste zelf verdiende grote fiets.
Hij bevond zich in goed gezelschap want ook de koninginnen, Wilhelmina, Juliana en Beartrix pedaleerden op koninklijke wijze op een Fongers.
Fongers ging in 1971 aan zijn eigen kwaliteit ten onder. Er werd nog wel gefuseerd met andere rijwielfabrieken maar een opleving bleef uit. De naam Fongers werd overgenomen door een bedrijf in Waalwijk....
Dat Fongers nostalgische gevoelens oproept blijkt uit het feit dat oldtimers veel gevraagd zijn, zelfs vanuit Indonesië waar het in hogere kringen mode is om met een antieke Fongers en in oude koloniale kleding de bink uit te hangen....
 

 









          



 






 

 





 PEERDEKÖTTELLEEUWERIK  


Net als vroeger in de Frederikastraat, woon ik ook nu aan de rand van de stad waar mijn tuin blijkbaar een aantrekkelijk oord is voor vogels. Niet alleen mussen, merels, eksters en duiven, maar ook diverse soorten mezen, rootborstjes, vinken, Vlaamse gaaien en zelfs de grote bonte specht komen regelmatig langs voor een gratis hapje… We genieten er met volle teugen van…
Maar toen ik enige jaren geleden begon met schrijven en rijmen over mijn jeugd, kwam ik er al herinnerend achter dat ik een vogeltje in de rij mis…
In mijn jonge jaren kwamen ze net zo veel voor als mussen, ze leken er zelfs een beetje op, alleen hadden ze een kuifje…. In de lente en zomer zag je paartjes in herfst en winter vlogen ze in groepen van zo’n twintig vogels. In de Frederikastraat kwamen ze graag in verband met de voor hen voedselrijke mest van de melkboerpaarden…. Maar nu blijken ze in ons land te zijn uitgestorven. Een laatste broedpaar is in 2015 in Noord Brabant waargenomen…..
Wie van jullie herinnert zich dit vogeltje nog of is het net als veel andere soorten ongemerkt en voorgoed uit het straatbeeld en ons geheugen verdwenen?



 





 







PEERDEKÖTTELLEEUWERIK




Hij was iets groter dan een mus
met een parmantig kuifje, dus
ging je naar zijn naam op zoek,
stond hij als kuifleeuwerik te boek.


In onze straat had hij het best,
want hij was dol op paardenmest.

Dus zeiden wij met grote schik;
Peerdeköttelleeuwerik.


Lagen er weer verse vijgen,
kon je een snelheidswedstrijd krijgen

tussen buurman met stoffer en blik
en de peerdeköttelleeuwerik..


De vogel pikte ’t graanrestant,
de buurman smeet het op zijn land.
En zo nam iedereen zijn deel,
dat paste in het groot geheel.


De buurman en zijn nageslacht
hebben het al ver gebracht.
Maar uitgestorven tot mijn schrik
is de peerdeköttelleeuwerik.


Asfalt, gif en grondverkoop,
vernietigden zijn biotoop.
Twee jaar terug op Brabants grond,
zwierf triest de allerlaatste rond.


En zo verdween er weer een soort
zonder dat het iemand stoort.
Want wie maakt er zich nu nog dik
om de peerdeköttelleeuwerik.


Steeds hoger legt de mens de lat.
Maar eens is de natuur het zat
en volgen wij, vol lood, benzeen en kwik
de peerdeköttelleeuwerik….





 







 

 











 

 






 





 

 






TOEVAL OF SPELING VAN HET LOT...




In het voorjaar van 1956, ik was toen tien jaar oud, mocht ik met Bram, de even oude zoon van een vriendin van mijn moeder op onze vrije woensdagmiddagen mee naar zijn tante in Boekelo. We fietsten direct na het middageten via de Usseler Es naar het zoutdorp waar we na de spoorovergang te zijn gepasseerd via de Kwinkelerweg niet naar het huis van de tante gingen maar naar een villa die ergens diep in de bossen lag en waar de oom tuinman was. Bij het luxe optrekje hoorde een mooie vijver waarin veel stekelbaarsjes en salamanders zaten die we wel vingen, maar weer vrij lieten omdat we ze de lange terugweg niet mee konden nemen. Rond de villa lag een groot bosgebied met hoge, oude bomen waar we een hutten bouwden en jongensavonturen beleefden.

Op een van onze zwerftochten door het bos stonden we plotseling oog in oog met een oudere jongen met wat vreemd haar en in tegenstelling met onze “kotte boks” gekleed in een lange broek en slobbertrui… “war mot jullie hier?”, vroeg hij dreigend.. Bram antwoordde niet erg onder de indruk, “We mait hier spöln van mien oom die hier tuinman is”. Het gelaat van de jongen ontspande zich enigszins, “Hoe heet i’j dan? Bram noemde zijn achternaam, ”Dan bin i’j de kleine breur van Meindert”, sprak de jongen glimlachend.. Dat klopte. Hij vertelde bij Meindert in de klas gezeten te hebben want hij kwam ook uit Enschede en woonde aan de Wethouder Nijhuisstraat. Toen Bram vroeg hoe hij heette, mompelde hij iets wat leek op Haba Kok, bij onze verbaasde gezichten, sprak hij geruststellend, “Zeg maar Harry.”
Wij besteedden er verder geen aandacht aan want hij nam ons mee naar wat hij het Mastbos noemde en waar een veel grotere vijver lag dan bij de villa en waar zich geheimzinnige zaken zouden afspelen. Het avontuur lokte ons wel en we volgden hem nieuwsgierig via smalle bospaadjes tot we inderdaad bij een met hoge dennen en eiken omzoomde grote vijver aankwamen die geheel bedekt was met plompenbladeren waartussen gele bloemen uit het water opstegen….
Geheimzinnig fluisterend vertelde Harry ons dat midden in de vijver een pot vol met goud op de bodem lag die hij graag zou willen opduiken. Als je hier ´s avonds durfde te komen, gaf een blauw vlammetje precies de plek aan waar de goudschat lag.. We luisterden met open mond…Maar het was er ook niet pluis.. Het goud werd blijkbaar beschermd door geesten en spoken die in de schemering opdoken. Daar waren allereerst twee jonkvrouwen die over het water zweefden zonder hoofd, dat hielden ze onder hun arm. Dat zouden de geesten zijn van de wegens hun geloof vermoorde juffers van Beckum… Maar zij waren niet het ergste. Veel gevaarlijk was de geest van de rentmeester die in het verre verleden hout uit het bos voor eigen rekening had gekapt en verkocht. Toen zijn heer hier achter kwam, liet hij de dief in de vijver verzuipen. Sindsdien waart die rond met in zijn hand de bijl waarmee hij de bomen kapte en waarmee hij indringers nu de kop afhakt….We waren diep onder indruk en het was maar goed dat het nog geen avond was en de zon helder scheen.
Harry had een plan gemaakt om de schat te bemachtigen…Hij zou op een geschikte nacht toch naar de vijver sluipen en kijken waar precies het blauwe vlammetje opflikkerde dan wist hij de plek.
Overdag zou hij dan in een duikerspak vanuit een roeibootje de pot goud aan een touw stevig touw vastbinden en dan ophalen….En hier vroeg hij, uiteraard voor een aandeel van de buit, onze hulp.
Wij moesten het bootje naar de plek roeien en de pot omhoog trekken en binnen halen….
Uiteraard waren we in onze kinderlijke eenvoud zeer vereerd een rol in dit spannende avontuur te mogen meespelen en stemden gretig toe….
Het zou het de volgende week woensdag moeten gebeuren en we moesten omstreeks 14 uur bij de vijver klaar staan……
Vol spanning peddelden we terug naar huis. Meindert was ook net thuis en we maakten hem deelgenoot van onze belevenissen met Harry… Maar Brams broer was tot onze grote teleurstelling niet onder de indruk. Hij lachte ons vierkant uit. Zeker kende hij Harry, maar het was een grote fantast en hij had ons mooi wat wijs gemaakt… En inderdaad nu we er wat nuchterder over nadachten, was het wel een heel vreemd verhaal. De woensdag daarop gingen we dan ook niet naar Boekelo om de confrontatie met en het uitgelachen worden door Harry te voorkomen…….
Het voorval zou waarschijnlijk voor altijd in een van de vele laadjes van mijn geheugen zijn opgeborgen en in vergetelheid zijn geraakt als ik een paar jaren geleden niet de hand had weten te leggen op het boek “Uit het Land van Katoen en Heide” door J.J. van Deinse waarin deze de vijver in het Mastbos beschrijft. De plas hoorde bij het Hof te Boekelo, een oude met grachten omringde Havezathe bewoond door de adellijke familie Ripperda die toen ze aan lager wal geraakten hun bezit aan diverse opeenvolgende adellijke geslachten overdeden. De laatste kasteelheer van adel was Christiaan van Kempen die het hele landgoed in 1818 aan drie verschillende personen verkocht waarna het Hof en de ophaalbrug werden gesloopt en de grachten gedempt. Van de stenen werden in Boekelo huizen gebouwd…In 1822 kochten de textielbaronnen van Heek grote delen van het landgoed op die men tot op de dag van vandaag beheert….
De grote vijver in het Mastbos werd voor diverse doeleinden gebruikt. De naam zegt het al, in het Mastbos werden mooie kaarsrechte stammen gekweekt die geschikt waren voor scheepsmasten en in de vijver werden gewaterd en opgeslagen werden tot ze gereed waren om naar de scheepswerf te worden vervoerd.
Het water van de vijver borrelde op uit een heldere natuurlijke bron waardoor het zeer geschikt was voor het brouwen van bier. Het hof had een eigen kleine brouwerij waar men scharrebier, een bier van mindere kwaliteit, brouwde dat echter gezonder was dan het vaak ziektekiemen bevattende water uit bron of put. Tot mijn grote verbazing vertelde van Deinse in zijn boek ook ongeveer dezelfde verhalen van de onthoofde juffers, de stelende rentmeester, het blauwe vlammetje en het goud dat volgens hem in een brouwketel was verzonken. Harry had het dus niet verzonnen, het waren bestaande verhalen die misschien al eeuwen in Boekelo van geslacht op geslacht werden doorverteld……
Maar het werd nog mooier. Ik stuitte op het internet bij toeval op een levensbeschrijving van de in 2015 overleden dichter en schrijver Herman. H. ter Balkt, roepnaam Harry. Hij was in Enschede aan de Wethouder Nijhuisstraat geboren maar bracht veel van zijn tijd door op de boerderij van zijn grootouders in Boekelo waar hij vaak te vinden was in het nabijgelegen Mastbos. Hij was na zijn schooltijd als leerling journalist begonnen bij dagblad Tubantia maar ontslagen wegens zijn lange haar….daarna werd hij onderwijzer.
Dit kon toch niemand anders zijn geweest dan de Harry die wij in het Mastbos hadden ontmoet.
Daar kwamen ook nog eens de pseudoniemen bij waaronder hij schreef en dichtte… Het oer Twentse “Foel Oas” maar ook “Habakuk II de Balker” dat laatste leek wel heel erg op het Haba Kok dat wij destijds hadden verstaan. (Habakuk was een Bijbelse profeet)
De hierboven afgebeelde ansichtkaart van de vijver die Gertie Schuurink op de site van “Vrienden van de historische kring Boekelo Usselo Twekkelo” plaatste, was de laatste aanwijzing die mij overtuigde dat ik mijn ervaringen op papier moest zetten….
Is dit alles toeval en een speling van het lot? Of wacht er voor mij bij de vijver een gouden taak?
Ik voel een sterke drang om er heen te gaan, maar de angst dat ik naast de onthoofde juffers en de koppen snellende rentmeester ook nog een rondspokende Harry tegenkom die wraak zoekt omdat ik hem bij het bergen van de ketel goud in de steek liet, weerhoudt mij hier (voorlopig) van.


 

 

 





 





 

 








                                                     MARKESTEEN IN HET ZWERINGPARK




                  


Bij Mini in de buurt in het Zweringbeekpark, ter hoogte van de Europaschool (ODBS Europa), werd in November vorig jaar een markesteen bij de Höfte onthuld. Het gaat hier om een oude markegrens.
Een markegrens werd van oudsher gemarkeerd met markestenen in de vorm van palen of zwerfkeien, in het Twents werden ze ook wel ‘loakstenen’ genoemd.
Op de grens tussen Usselo en de Esmarke heeft vroeger in de buurt van de boerderij de Höfte en markesteen gelegen. Voor die steen heeft de Loakencommissie een vervanger geplaatst. Deze commissie wil voormalige markegrenzen weer zichtbaar en leefbaar maken, door verdwenen grensstenenweer in ere te herstellen op plaatsen waar dat mogelijk is en waar zodoende het publiek ervan kan genieten met bijvoorbeeld fietsroutes langs oude markegrenzen en markestenen.
Bij de onthulling waren ook leerlingen van groep 7 en 8 van bovengenoemde school betrokken en dat heeft een reden. De Loakencommissie wil ze op die manier graag historisch besef bijbrengen over hun eigen woon- en leefomgeving, in de hoop dat zij dit op hun beurt ook weer doorgeven.

 





 



 

 

 

 

 

 

 





 

 

 






 ELISABETHSTRAAT


Eigenlijk was het geen straat maar een met kolengruis en sintels verharde zandweg waar als je er van je fiets viel, pijnlijke en smerige wonden aan kon overhouden.
Toch was het een druk bereden weg. De vrachtwagen van de Boekelose Melkfabriek reed er dagelijks minstens zes keer over heen en weer om het filiaal aan de Fredrikastraat te bevoorraden en ook de melkboeren, groenteboeren enz. met hun paard en wagens maakten er veelvuldig gebruik van.
Het was al een heel lang bestaand stukje weg dat wel eens onderdeel kan zijn geweest van de oude weg naar Haaksbergen die heel vroeger via het erve Boswinkel naar de Oude Dijk voerde en verder langs de Helmerstraat naar de Oude Haaksbergerdijk.
Vanaf de Haaksbergerstraat kwam de Elisabethstraat uit op de Frederikastraat waar men op hetzelfde punt rechtsaf de Boswinkelweg in sloeg. Ook mondde hier een heldere beek vanuit het Broekheurne uit op het open riool, de sloot die langs de Elisabethstraat liep, waar ik de eerste rat van mijn leven zag en die verdween in het riool van de Haaksbergerstraat. Het riool van de Fredrikastraat loosde hier alle troep in de beek. Als het water in de beek laag stond kon je deze rioolbuis zien en ook alle smerigheid die er uit kwam. Als je naar de WC was geweest, had doorgetrokken en in een matig tempo naar die plek liep kon je als het ware je eigenuitwerpselen waarnemen.....
Dat gold niet voor de rij huizen gebouwd omstreeks 1901die vanaf de Haaksbergerstraat gezien rechts aan de Elisabethstraat lagen, die hadden nog een tonnetje. Ook had de weg geen straatverlichting.
Er was een primitieve lantaarnpaal bij de afslag naar de Boswinkelweg aan het begin van de Fredrikastraat.... Links van de weg lag een braak liggend terrein doorsneden met kleine greppels, misschien nog een restant van het bleekveld van Breukers dat ongeveer daar in de 18e eeuw moet hebben gelegen... Meestal was het drassig en modderig maar in droge tijden voetbalden Johan Veendijk en ik er wel eens...
Het was met de Elisabethstraat gedaan toen men eind jaren vijftig met de ontwikkeling van het Boswinkel begon. Het onbebouwde gedeelte werd bouwrijp gemaakt ( zie foto)en er kwamen huizen op te staan. In een daarvan heeft meneer Fokkens nog gewoond. In 1959 verviel de naam Elisabethstraat.

           

Het eerst kleine stukje vanaf de Haaksbergerstraat werd bij de nieuw aangelegde Brusselstraat gevoegd, de rest bij de Frederikastraat waardoor ik ineens zonder te verhuizen van huisnummer 51 naar 91 ging. De Boswinkelweg werd Nederlandlaan.
En zo verdween een nostalgisch stukje weg waar ik nog gemengde herinneringen aan heb.
Gelukkig is een van de oude boerenhuizen uit 1901 nog in de oude staat gebleven ( zie foto) en dat doet een oude buurtbewoner goed...


           


         

  
 





 

 




NIEUW FENNE

 
 
In ons ‘Old Nieuws’ van september 2019 plaatsten we een fotoreportage over de bouw van duplexwoningen en de sloop van een blok duplexwoningen aan de Wicher Nijkampstraat.
Ook gingen in dezelfde periode de rij woningen aan de Tuinbouwstraat tegen de vlakte.
De wederopbouw van deze kavels is vorig jaar van start gegaan en is reeds in een ver vergevorderd stadium.
Aan de Wicher Nijkampstraat worden negen koopwoningen worden gebouwd en aan de Tuinbouwstraat komen er elf. Het zou vooral een fijne woonbuurt gaan worden met duurzame en betaalbare nieuwe woningen.
Nu, 2 jaar en 4 maand later, is de nieuwbouw van het NIEUW FENNE al zover gevorderd dat men verwacht in het voorjaar van 2022 de sleutels te kunnen overhandigen aan de nieuwe bewoners.
Alle woningen van het nieuwbouwplan Nieuw Fenne zijn inmiddels verkocht.
Mini heeft er recent nog een paar kiekjes genomen om te laten zien hoe de vlag er op dit moment bijstaat.


 







Met de bouw van de duplexwoningen aan de Wicher Nijkampstraat werd ongeveer in 1949 begonnen.
De foto is genomen vanaf de Maaierstraat....




In 2013 hebben we nog totaal geen idee dat er in de toekomst iets zal veranderen...
Hoewel? De woningen aan de rechterkant zijn tot aan de Warmoesstraat al vervangen door nieuwbouw. 
We hebben geen idee in welk jaar dat precies heeft plaatsgevonden...



 De sloop van deze panden van de nrs. 182 tot en met 212 op de hoek is in elk geval in mei 2019 begonnen,
evenals de woningen van de Tuinbouwstraat iets verderop. Ze zijn ongeveer tegelijkertijd op de schop gegaan...




De woningen zullen worden vervangen door nieuwbouw voor zowel voor huur als koop in de vrije sector.
Hiermee wil de corporatie bijdragen aan een buurt met meer variatie in huur- en koopwoningen.



Op 26 november 2021 is de nieuwbouw aan de Wicher Nijkamstraat volop in gang...


Op dezelfde datum is de nieuwbouw aan de Tuinbouwstraat ook al ver gevorderd...





De volgende foto's zijn recentelijk gemaakt op 11 januari 2022 en geven de vooruitgang  in beide straten weer...






 


















 

 





UITSLAG RAADPLAATJE DECEMBER


Niet minder dan zes inzenders hadden het bij het rechte eind.
Dit was de patatkraam van ARIE die eerst aan de overkant, maar later tegen de muur van het oude slachthuis stond bij de spoorwegovergang waar de Pathmossingel overging in de Volksparksingel.
Het was een populaire en druk bezochte tent waar we, denken we, allemaal
wel eens een patatje of kroketje  hebben gehaald.
De uitgelote prijswinnaar heeft inmiddels de smakelijke maandprijs al ontvangen.

Piccalilly en mosterd waren voordat mayo in de mode raakte de smaakmakers bij een zak patat.
Daarom deze flinke pot Piccalilly van een gerenommeerd merk om bij de zelfgebakken patat nog eens nostalgisch te genieten.
Het is ook heerlijk bij bruine bonen of kapucijners zoals Gerrit tijdens zijn militaire dienst tot zijn grote verrassing in de veldkeuken ontdekte.



 











 

 

 RAADPLAAT
 
 
Een fraai rond venster maar waar zit het in?
Een kerk? Rooms, Gereformeerd, Joods misschien?
Wellicht toch een overheidsgebouw of een school?



Als er een lichtje gaat branden stuur je antwoord in via.......


 info@stefenfen.nl

 

 
Maar via de gewone mail mag natuurlijk ook!

 









 

 

 

TOP

HOMEPAGE