In opa’s ouwe schuur, daar staat een
arreslee,
en als het ‘s winters sneeuwt, gaan wij weer met hem
mee.
We glijden door de sneeuw, het paard loopt in galop.
Wij knusjes achterin de slee en opa zit voorop.
Jingle bells, jingle bells, in de arreslee.
Je hoort de belletjes van ver, en wij zingen mee.
Jingle bells, jingle bells, niets is er zo fijn,
dan als het sneeuwt met opa in de arreslee te zijn.
Het weer is koud en guur, ‘t is glad, dus opgepast.
M’n sjaal waait in de wind en ik hou me stevig vast.
Zo’n ritje met de slee, dat duurt toch veel te kort.
Ik kijk er snel naar uit, als 't weer winter wordt.
Jingle bells, jingle bells, in de arreslee.
Je hoort de belletjes van ver, en wij zingen mee.
Jingle bells, jingle bells, niets is er zo fijn,
dan als het sneeuwt met opa in de arreslee te zijn.