JULINIEUWS  2020
 

 

 





LIED....    


We houden ons nog even bij de bruisende zee want we vonden nog een liedje over kloeke mannen die zich aanmonsterden voor de ruwe vaart en door zucht naar avontuur zich aan allerlei gevaren en verschrikkingen bloot stelden die de zeevaart nou eenmaal met zich meebrengt. Voorwaarde was dat de mannen baarden moesten hebben, van aanpakken moesten weten en vooral voor geen kleintje vervaard mochten zijn.

We leerden het liedje  op school en hopelijk kennen jullie het ook nog.



Als je kunt zingen zing dan mee bij....   "NOSTALGIE"



 

 





EEN OUDE SAGE ... 


Gerrit vertelt uit eigen werk een oud maar triest verhaal;
 
Lees en huiver mee....!!!
 




 





DE KEENDEKES IN ET KOREN


De periode waarin de rogge moest worden geoogst was voor de boeren in Twente en dus ook rond onze stad de belangrijkste gebeurtenis van het jaar. Een goede oogst betekende brood op de plank, een mislukte oogst kon hongersnood veroorzaken. De goudgeel golvende essen met de roggeakkers werden dan ook gezien als kostbaar bezit dat moest worden beschermd tegen allerlei onheil. Nu kon men tegen ziektes en natuurverschijnselen niet veel anders doen dan bidden of vroeger in de voor christelijke tijd een offer brengen. Op de Usseler Es gebeurde dat bij de Vlierbos…
Tegen vrijende paartjes en korenbloemplukkende kinderen die het graan vertrapten kon men wel iets doen…. Bang maken met eeuwenoude vertelsels en sagen over vruchtbaarheidsgeesten of demonen die ondanks het christendom nog niet uit het volksgeloof waren verdwenen.
Wie bij een stevige bries wel eens langs zo’n roggeakker heeft gefietst of gelopen, is het misschien opgevallen dat de rogge dichtbij stil was maar verderop hevig golfde….. dan zat daar de Roggemeuje of korenmoeder die haar varkens uitliet.. of was het misschien een roggehond die er door draafde? Wanneer dat zo was kon je maar beter zo ver mogelijk van de akkerrand wegblijven want vooral de “wilde honde” die in onze omgeving zeer gevreesd was, kon plotseling uit het graan tevoorschijn springen en je verslinden. Kreeg de roggemeuije je te pakken dan kon ze je dooddrukken tussen haar ijzeren borsten( het harnas van de Germaanse godin Freya).
Of het de vrijende paartjes weerhield? Wij vonden als jongens van een jaar of tien wanneer we zelf op avontuur waren nog wel eens de sporen van zo’n vrijpartij in de rogge..

                      

Een bekende legende is ook die van DE KEENDEKES IN ET KOREN….
Twee jonge kinderen, evenölders (tweelingen) begaven zich vrolijk tussen de hoge stengels om voor moeder korenbloemen te plukken. Steeds dieper geraakten ze in het roggeland totdat ze jammerlijk verdwaalden met vreselijke gevolgen. De ene versie zegt dat ze verslonden zijn door de wilde honde en dat niemand ze ooit heeft teruggezien, de ander dat ze dood in de rogge werden teruggevonden waar de korenmeuije ze had gedood. Weer een andere versie is dat de kinderen pas na een half jaar terugkeerden, maar onherkenbaar waren veranderd waarbij ze geen vingers meer hadden want die hadden ze van de honger opgegeten….. Al met al angstaanjagende verhalen die zeker op jonge kinderen indruk moeten hebben gemaakt en ze bij de rogge weghielden…
In de Welle moet men nog het beschadigde beeldje hebben van de “Keendekes” die elkaar in de dood vredig omarmen.( zie foto) Het beeldje stond ooit in de tuin van de villa van van Heek, later
Hervormd Rusthuis, op de hoek van de Deurninger en Hengelosestraat.
Ik heb het vroeger als kind gezien in het Rijksmuseum, maar het zal nu wel in depot staan net als zoveel andere interessante oudheden die ik mijn kleinkinderen graag had willen laten zien…
De dichteres Cato Elderink moet het beeldje als kind ook in de tuin hebben zien staan en was blijkbaar zo onder de indruk dat ze er later een gedicht over schreef dat in z´n geheel te lang is om hier te worden opgenomen.
Ik beperk me tot een couplet waarin ze haar moeder vraagt wie de twee keendekes van het beeldje zijn…….





Zeg, Mooder, wel zollen dee beiden wal wèn?"


Dee völ troanen 'ekost hebt, mien keend,

De Keendekes in et koren,

Dee eenmoal. vuur jooren en jooren

De weg noa 't hoes hebt verloren.


Men veunde z' in 't roggenlaand weer,

d' Aarme keendekes lèfden nig meer"





 


 




Rechts op de foto zien we nog het beeldje in de tuin van Van Heek (later het Rusthuis)

 



 

 







 




NIVEA ZONNEBRANDCREME
 

Wisten jullie dat het merk Nivea al meer dan 100 jaar bestaat.
Oscar Troplowitz kocht het bedrijf in 1890 van een Duitse dermatoloog Carl Paul, die vanaf 1882 een apotheek in Hamburg had. Hij  bouwde het bedrijf verder uit en verdiepte zich in huidproducten.
In 1911 kwam de witte huidcrème op de markt.
De naam Nivea is afgeleid van het Latijnse bijvoeglijk naamwoord niveus, dat sneeuwwit betekent. Het was de eerste stabiele zalf op basis van zowel water als olie.
De crème uit het bekende blauwe doosje dat dateert van 1925 en waarmee we ons vroeger op strand of zwembad  insmeerden was goedkoop en  ook de langzame manier. De olie uit het flesje was de wat snellere bruining maar bood eveneens nauwelijks bescherming tegen de felle zon.
We vergeten vast nooit meer de slapeloze nachten en de pijn in onze schouders en ledematen die we moesten doorstaan. En het vervellen zullen we vast ook niet meer vergeten. We hadden er alles voor over om een mooi bruin huidje te krijgen...
Door de jaren heen zijn allerlei vernieuwende zonneproducten ontwikkeld maar ook met de crèmes die een hoge beschermingsfactor bieden blijft het nog steeds goed oppassen geblazen en houden we ons serieus aan de UV richtlijnen om veilig te zonnen. 

 

 

 





BOOMSTRONK


Tijdens onze wandelingen in de Twentse bossen komen we regelmatig door natuurgeweld afgeknapte of door de mens afgezaagde resten van bomen tegen. Tegenwoordig worden deze boomstronken of stobben zoals ze worden genoemd meestal niet meer gerooid maar laat men ze aan hun lot over. Beschikken ze nog over goede wortels dan kan het zomaar zijn dat uit de stronk spontaan frisse loten schieten die als men niet ingrijpt het begin kunnen zijn van een nieuwe boom…..


 




 





BIJ EEN ETS VAN HANS






 






BOOMSTRONK


Tijdens een storm met veel geweld
waarbij luid gekraak weerklonk,
werd deze woudreus ooit geveld
hem rest nog slechts zijn stronk.


Zolang zijn wortels hem nog voeden
ook al mist hij dan zijn top
en levenssap hem blijft behoeden,
geeft de oude boom niet op.


Telkens schieten nieuwe loten
uit zijn zwaar geschonden stam.
Aan zijn levenswil ontsproten
waaraan nog geen einde kwam….



 

 




boomstronk of stobbe waaruit weer nieuwe scheuten groeien....

 


 

 




.

EEN BIJZONDERE DAG...


Gerrit uit vertelt  uit eigen werk een verhaal over een oude traditie in het Usseler boerenland.... 


 





 




SUNT JOAPIK  


Vrijdag 25 juli is het Sunt Joapik (st. Jacobus). Voordat de snijmais en het maaigras het goud geel golvend graan van de akkers en essen verdreef, was dit een van de belangrijkste dagen voor de Twentse boer. Hij kon beginnen met de roggeoogst. Lang was er naar uitgekeken en telkens had de boer gecontroleerd of de korrels al hard waren want de oude voorraad slonk of was op.
Daarom werd de laatste maand voor de oogst ook vaak hongermaand genoemd…..maar nu kwam de nieuwe oogst eraan.

               Op de foto staan een Usseler boerengezin en hun helpers gereed om met het maaien te beginnen.

     
De vrouwen in het witte St. Joapikstuug, de speciale kledij voor de roggeoogst die tot de uitzet van de boerenmeisjes behoorde, en ook enkele mannen dragen een feestelijk wit hemd. Het meisje uiterst rechts vervult de taak van verzorgerster. Zij draagt de “koffiekettel “en de “vesperkoarf met stoet” waarmee ze als het tijd was om te schaften
(verspern) naar het land ging voor de “catering”.
Het was, toen er nog geen machines waren, zwaar werk. De mannen maaiden met de zicht, de vrouwen (de bindsters) bonden de stengels samen tot een schoof of garf. Deze werden rechtop gezet als een tentje dat garst, gast of hok werd genoemd. Voor een zichzelf respecterende boer moesten deze strak in het gelid op het land staan.
Men begon bij zonsopgang en eindigde bij zonsondergang. Eten en drinken was belangrijk. Koffie met stoet kwam er rond negen uur en om twaalf uur kwam er een goed maal met karnemelksepap na. Ook ’s middags was er koffie met pannenkoeken en na het werk was er op de boerderij weer stevige kost als afsluiting van de dag..
Als de laatste rogge neer was, was het feest en kwam de boer naar het land met een grote tinnen kan met jenever en mochten de maaiers en bindsters zoveel drinken als ze wilden hetgeen nog wel eens uit de hand kon lopen. Dat noemde men stoppelhaan’n. Die naam kwam van een oud bijgeloof dat er een demon in de rogge school in de gedaante van een haan. Ook werd de haan als symbool van vruchtbaarheid gezien. Als het allerlaatste hoekje rogge op de es aan de beurt was om gemaaid te worden, waarschuwden de maaiers de bindsters met: Pas maar op want ‘n Stoppelhaan’n spring d’r oet…. (In het Twents is haan’n enkelvoud; haan’ns meervoud)
Het werk was na het maaien en binden nog niet gedaan. Pas als de rogge na het drogen van het land was en gedorst sprak de boer; “Zie zo ik won d’r wear oonder.”
De zondag daarop was het feest met muziek en dans voor de jongeren dat toen er in de boerschappen nog geen café’s waren, werd gevierd bij Sandersküper, het Fortuin of bij Verspohl of Smeing aan de Glanerbrug. Later ook bij Jochem Hemken….
De zondag daarop waren de ouderen aan de beurt…….


 




Vespertied..
 

 




Op ' Sint Joapik', 25 juli, de dag van St. Jacobus, wordt begonnen met het maaien en binden van de rogge. De boeren en boerinnen dragen speciale kleding, het zogenaamde 'Sint Joapikstuug.'
Foto dateert van 1938 - Op de Usseler Es...

 




De garsten staan op het land...
 


 


        
   

 

 





NOSTALGIE...


Bladerend door mijn oude fotoalbum kwam ik onlangs de pick-up van mijn vader tegen en al mijmerend ging ik voor even weer terug naar die tijd…  
Het was er één met  wisselaar. Ik vond het een reuze interessant apparaat om te zien maar nog meer hoe het mechanisme werkte. Mijn vader zette een voorraadje van zijn klassieke 78 toerenplaten op een lange pin die bovenaan met een arm werd vastgeklemd. Wanneer de plaat op de draaischijf was afgespeeld zorgde de wisselaar er voor dat een volgend naar beneden viel en met een zacht plofje bovenop op het zojuist afgedraaide exemplaar belandde en weer automatisch af begon te spelen.
De mahoniehouten kast had een glazen kap bestaande uit lamellen en die je met handvaten open en dicht kon schuiven. De pick-upnaald moest geregeld vervangen worden en een doosje naalden lag er dan ook op voorraad bij. Vader kocht de wat duurdere diamantnaalden, die hadden een behoorlijk aantal speeluren. De pick-up was mijn vaders trots en zonder zijn toestemming waagden we het dan niet om er ook maar één vinger naar uit te steken.
Totdat????  Maar dat  is weer een ander verhaal….
Naar gelang we ouder werden mochten we onze favoriete plaatjes best draaien en van mijn schaarse zakgeld  kocht ik soms wat singletjes. Ik had er niet veel, er moest voor de zondagavond wanneer ik naar Avion ging ook nog entreegeld overblijven…
Zo had ik een singletje van Helen Shapiro, Conny Francis, Chubby Checker en natuurlijk mocht ‘The King’ ook niet ontbreken…
Ik heb geprobeerd er een rijmpje op te maken

 





 














 



DE PICK-UP


Op mijn vaders pick-up ligt een singletje,
op het tapijt een hoes met Elvis afgebeeld.
Het plaatje gaat al een behoorlijk tijdje mee,
nog net niet grijs gedraaid, nog net niet vergeeld.

Ik heb eerst het mechaniek al ingesteld,
hij staat op vijf en veertig toeren.
De naald zakt zacht, en zonder geweld
begint het dan mijn plaatje te beroeren.

Ik hoor ’t geknars van groevenruis
vermengd met Elvis’ Jailhouse Rock.
De muziek galmt door het hele huis,
vanaf de vloer tot bovenin de nok.

Op de klanken van gitaarmuziek
begin ik geestdriftig te bewegen,
in een wervelende danstechniek,
' t lijkt alsof ik uit mezelf ben gestegen,

Ik dans, ik zwier, ik wentel en ik zing,
de armen in de lucht in puur extase,
Door ‘t opzwepend tempo van The King,
bereik ik steeds een nieuwe fase.

Ondanks het ritme en m’n geestdrift hier,
is mijn dans toch wel een beetje pover.
En de naald slaat soms met veel plezier,
uit zichzelf een aantal groeven over.

Denk vaak met weemoed weer terug
aan die al lang vervlogen tijden.
Aan de zanger met zijn romantisch lied,
ach, dromen zijn niet zomaar te vermijden.


---- Love me tender, love me sweet ----
      Mmm mm, mmmm mm ……….




 

 





BUURSERBEEK


Twee fraaie foto’s van de Buurserbeek. De eerste uit de jaren twintig toen de beek nog zijn eigen gang kon gaan. De tweede uit de jaren vijftig zoals wij hem nog kennen uit onze jeugd.
Het Diekman zat nog in de pen, Bad Boekelo, de Zwaaikom, Klein Zandvoort waren te ver en te duur en het kanaalwater van Havenzicht te smerig. Dus combineerden we de zondagse uitstapjes met de fiets naar Buurse met een duik in het Buursermeertje of de beek. Wij gaven de voorkeur aan de beek. Bij mooi weer was het zoals op de foto altijd behoorlijk druk.
Vooral de beek op de tweede foto kennen we goed. De oevers zijn kunstmatig opgehoogd en recht terwijl er een pad langs loopt dat ons de gelegenheid gaf om een mooi plekje voor de picknickdeken te vinden. Stuwen zorgden ervoor dat het water op peil bleef waardoor je niet kopje onder ging of alleen maar natte voeten kreeg.
Die rechte oevers zijn in de crisisjaren aangelegd door Enschedese werklozen die een mager centje verdienden in de zogenaamde door de regering ingestelde werkverschaffing waaronder ook het graven van het Twentekanaal viel. Vader werkte tijdens een korte periode van werkeloosheid aan de kanalisatie, zoals dat heette, van de Buurserbeek. ’s Morgens vroeg moesten de mannen zich gewapend met de fiets en een schop op een verzamelpunt aan de Buurserstraat melden en vandaar ging het in optocht naar de Buurserbeek. Het was zwaar werk en er waren opzichters om de vaart erin te houden. Deze hadden zelf ook een schop bij zich, vertelde vader, maar dan één met een zadel.
Hoewel de afwatering uit het gebied erbij gebaat was en wij een mooie zwemplek hadden, heeft men nu toch achteraf spijt dat men de beek vooral in het natuurgebied  tot aan Haaksbergen zijn oude loop niet heeft laten behouden…..
Nog zijn er oude afgesneden bochten en zijarmen van de oude beek in dit gebied te vinden….

 












 

 





PUZZELEN


Wie wel eens in Wenen is geweest, zal hoogstwaarschijnlijk wel een bezoek gebracht hebben aan het Hundertwasserhaus…. Een gebouw ontworpen door de kunstenaar en architect Friedensreich Hundertwasser wiens stijl strakke lijnen vermijdt en allerlei vormen en felle kleuren t tot een booor hem ontworpen gebouwen, in Nederland volgens mij maar een in Valkenburg.
Maar dichtbij huis staat een gebouw dat niet door de kunstenaar zelf is ontworpen maar wel in zijn stijl.
Het is het kantoorpand van aannemer Aan de Stegge in Goor waar je buiten en binnen de geest van Hundertwasser ondergaat. Toen het gebouw in 2000 werd geopend, mocht ik er namens mijn werkgever een kijkje nemen waarbij ik deze puzzel cadeau kreeg.
Twintig jaren lang lag deze onaangeroerd in de kast, maar met komst van de lockdown wegens corona heb ik hem toch maar tevoorschijn gehaald om in de daluren van het gezinsleven de 1000 stukjes tot een geheel te vormen. Het verliep voortvarend en ik schoot mooi op totdat ik bij de blauwe lucht kwam, hier begon een lijdensweg van amper 3-4 stukjes per half uur waarbij ik vaak mijn geduld dreigde te verliezen.
Maar ik zet door tot ik bij het laatste stukje ben en dan gaat hij hopelijk voor jaren weer in de kast
.

 








 

 





OPLOSSING RAADPLAATJE...

Er waren dit keer 3 inzenders met het juiste antwoord, uiteraard alle 3 dierenliefhebbers.
Er moest dus weer geloot worden. De prijs bestond zoals te verwachten was uit iets van de dierenwinkel. De winnares koos voor een zak kattenbakvulling....
Jullie zien het; kosten nog moeite worden gespaard

Ach ja, wie kende dat witte gebouw aan de Weth. Nijhuisstraat niet.
We weten hierover het volgende;
De bouw van het "Centraal Twentsch Asyl"voor kleine huisdieren aan de Weth. Nijhuisstraat (toen nog Lonneker) werd in 1928 opgericht door de afdeling Enschede en omstreken van de Nederlandse Vereniging tot bescherming van Dieren. Het bouwsel was op eigen kosten gebouwd door mr. G.A. Lasonder op een hem toebehorend terrein aan de Wilgenweg en verhuurde het aan de dierenbeschermingsvereniging.
Op 1 april 1929 gingen de poorten open. De beheerder was gedurende lange tijd de heer S. Donia die in 1954 zijn zilveren dienstjubileum vierde.
Mini kwam regelmatig in dit fraaie gebouw voor allerhande medische- en on medische zaken wat betreft hun hondjes. Dierenarts Dr. Breukink hield er dagelijks spreekuur en de bewondering voor deze man was groot. Dat was dan ook de aanleiding om dierenartsassistente te willen worden. Die mogelijkheid vond ze bij een schriftelijke cursus. Ondanks serieuze pogingen liep de studie echter op niets uit. Gecompliceerde Latijnse woorden die lastig te schrijven waren en moeilijk te onthouden laat staan ze uit te spreken maakten dat de lol er snel afging. “Natriumcarbonaat” (soda), "Kaliumsulfaat" (iets met zout), Fenylalaline (één of ander aminozuur). "Ik krijg het niet uit mijn strot", zou Wim Sonneveld zeggen. Ze konden van haar mooi het apezuur krijgen.
Na nog een poosje doormodderen liet ze zich uitschrijven en hing ze haar studietas aan de wilgen aan het Wilgenpad nabij het dierenasiel....

"Geef mijn portie maar aan Fikkie"....
 
 





Een bijzonder mooie foto van het asiel, ca 1960 ....




Het dierenasiel aan het Wilgenpad met op de voorgrond de fraaie bomen...




De bomen staan er nog steeds, gezien vanaf de Adam Pijnackerstraat....




 

 

TOEN IK NOG….


We kregen veel leuke reacties op de foto van onze Losserse zangeres in het vorige `Oald Niews`.
Blijkbaar zijn  we nieuwsgierig naar hoe onze klasgenoten er in hun jongere jaren bij liepen.
Ook kwam deze foto binnen van twee sportende jonge mannen waarvan er één een klasgenoot moet zijn.

Wij kwamen er niet uit…Jullie wel?
Laat het dan even aan Mini weten…

Heb jezelf ook een leuke foto uit je jonge jaren, stuur hem naar Mini en laat ons raden…




 








 

 

 

TOP

HOMEPAGE