DE KIETELTUIN.
Aan de Gronausestraat tussen de afslag met de
Oostveenweg en de Slotzichtweg lagen vroeger in het
zogenaamde Zwarte Bos, Villa de Velve en het
gelijknamige landgoed, eigendom van de
fabrikantenfamilie Roessingh. Toen de villa in 1923
geheel uitbrandde, was er in afwachting van de
nieuwbouw een café met ontspanningstuin, genaamd
“Theeschenkerij De VELVE” gevestigd, toen nog in de
gemeente Lonneker.( zie foto) Vooral de tuin was erg
in trek bij jonge
stelletjes die zich er op mooie, zwoele
zondagavonden met een drankje terugtrokken. De tuin
kreeg daardoor al snel de bijnaam “Kieteltuin”. Of
het alleen bij kietelen bleef?
Toen ik deze wijsheid
zo’n 25 jaren geleden uit een boek over onze stad
opdook, leefden mijn vader en zijn oudere zussen nog
zodat ik ze naar hun ervaringen met de “Kieteltuin”
kon vragen.
Mijn vader die er te
jong voor was, had er wel eens van gehoord, maar
wist zeker dat zijn oudste zus (tante Truus) er wel
wat van kon vertellen. Een goede gelegenheid
daarvoor was haar 90ste verjaardag die ze in het
bejaardentehuis vierde. Er waren veel ouderen
aanwezig en na een paar borreltjes, vatte ik de moed
om haar ernaar te vragen. Oh, ze wist het nog, je
kon er met de tram naar toe en er was zelfs een
“verske” over.
Na enig nadenken en
navragen bij de anderen kwam het er uit;
“Kieteln, kieteln döt
nich zear
A’j mie kietelt,
kietel ik oe wear.
Vroag ie mie dan nog
um mear,
Dan kietel ik oe nog
’n kear”.
Het werd door menigeen
met een glimlach van herkenning ontvangen. Ook oom
Hannes deed een duit in het zakje….
“Ie verget wat Truus”. Hij oogstte er vragende
blikken mee. Toen vervolgde hij;
“Keump d’r schot in
mien gewear,
Dan smiet wie oons ‘d r plat bie near”.
Even was het stil….
“D’r keump ’n dominee veurbie”, fluisterde iemand.
“Foei toch meneer Schorn” sprak de verpleegkundige
vermanend maar met een ondeugende glimlach om het
hiaat in de conversatie op te vangen. “Dat he’k nog
nooit heurd”, zei tante Truus met een onschuldig
gezicht. “Mer vast wal es doan!” antwoordde oom
Hannes grijnzend… “Mot ie nödig zegg’n”
, grapte tante Bertha….
Daarmee was het ijs
gebroken en was het nog lang gezellig waarbij de
mooiste en pikantste anekdotes los kwamen die ik
jammer genoeg niet allemaal heb vastgelegd omdat Oud-Enschede of sites van gelijke strekking nog in
de verrekijker naar de volgende eeuw zaten.
Misschien komen ze, wanneer er een passend onderwerp
ter sprake komt, uit een van de stoffige laatjes in
mijn geheugen nog eens tevoorschijn.