Vroeger was Palmzondag niet voor 
								iedereen het feest van een rijkelijk met eitjes 
								en ander lekkers behangen Palmpasen. De tekst 
								van mijn rijmpje tekende ik op uit de mond van 
								een oude dame tijdens een bezoekje op Palmzondag 
								aan een tante in een verzorgingshuis waar ze ons 
								met al de frustraties uit haar jeugd 
								confronteerde. Ze kwam uit een gezin met acht 
								kinderen dat nauwelijks te eten had en dan kwam 
								zo’n optocht met al die lekkere dingen 
								moedwillig door 
								hun arme buurt om het er nog eens extra in te 
								wrijven…….
								Na al die jaren 
								nog zoveel bitterheid… We hadden met haar te 
								doen
								
								
								
								
								
								
								
								KLAAGZANG
								Ze liepen zingend door de buurt,
								als door het KAPITAAL gestuurd,
								om ons armoedzaaiers te verbazen,
								met hun rijk behangen Palmpasen.
								
								Hun ouders konden het goed doen
								of opa had een vet pensioen.
								Bij ons zat het er echt niet aan
								daar kraaide slechts de armoehaan.
								Wilde ma iets extra’s kopen,
								had pa de centen al verzopen.
								
								Palmpasen was geen pretje,
								Met acht man kregen we één netje
								met van die eitjes hard als steen.
								Maar goed, ‘t was beter dan geen één.
								Één keer kregen we zo’n haas,
								“liefdadigheid” van vaders baas.
								
								Die wonden zijn nooit meer geheeld.
								Wat oneerlijk was het toen verdeeld.
								Het voelt nog steeds als een gemis,
								vooral nu ‘t Palmpasen is.