Het
geschiedde in het jaar des Heeren 1345, Nederland
behoorde nog tot het Heilige Roomse Rijk dat werd
geregeerd door de Duitse keizer. Natuurlijk kon deze
het uitgebreide grondgebied niet alleen beheren en
dus was het verdeeld in diverse lenen. Dat wil
zeggen dat over een bepaald landsdeel een leenheer
was aangesteld die de belangen van de keizer
behartigde. In Groningen was dat de bisschop van
Münster, in Gelderland de hertog van Gelre, in
Holland de graaf van Holland en in Friesland,
Overijssel en Drenthe de bisschop van Utrecht.
De bisschop van Utrecht had in die tijd echter
weinig in te brengen waardoor de naar autonomie
strevende Friezen zich grote vrijheden konden
veroorloven die de geschiedenis zijn ingegaan onder
de voor de hand liggende naam “Friese vrijheid”.
Ze ontwikkelden hierbij grote bedrevenheid in
handel, nijverheid en zeevaart met als middelpunt de
oudste Friese stad Staveren of Stavoren, in het
Fries Starum. Deze havenstad was lid van de Duitse
Hanze en kende in die tijd grote welvaart en
rijkdom.
Dit alles was een doorn in het oog van graaf Willem
IV van Holland die van de zwakte van de Utrechtse
bisschop wilde profiteren door Staveren te veroveren
en zo de Friezen onder zijn bewind te krijgen
waarbij het natuurlijk om de te innen
belastingpenningen ging.
Er waren al diverse schermutselingen geweest maar
Willem besloot nu dat er maar eens moest worden
doorgepakt. Hij rustte daartoe een grote vloot uit
die op de vroege morgen van 26 september de haven
van Enkhuizen verliet om koers te zetten naar het
circa 25 kilometer varen verwijderde Staveren. De
bedoeling was om het daar aan de kust gelegen Sint
Odolphusklooster in te nemen en van daaruit het
stadje te veroveren.
Willem had bij zijn plannen een goed gevoel. De
Friezen beschikten niet over een georganiseerd leger
en zouden door de onverwachte aanval verrast worden
temeer omdat Willems oom hertog Jan van Beaumont met
zijn schepen iets verder op aan de kust zou landen.
Om ruimte op de schepen de creëren voor de
bouwvakkers en bouwmaterialen die nodig waren om het
klooster te versterken tot vesting hadden bijna alle
ridders hun paarden thuisgelaten.
Dit alles bleek een grove onderschatting van de
slagkracht van de Friezen.
Uitkijkposten op het Roode Klif, een in de ijstijd
ontstane verhoging in het landschap die met zijn
oranjerode kleur opvallend uitstak boven de
Zuiderzee en waarvan je bij helder weer Enkhuizen
kon zien liggen, hadden de naderende schepen al
bijtijds waargenomen.
Willem landde ten noorden van Stavoren en bereikte
vandaar uit zonder tegenstand het klooster. Verblind
door dit succes en zonder te wachten op zijn
boogschutters rukte hij op naar Staveren. Inmiddels
waren ook de vissers en boeren uit de omringende
dorpen door klokgelui gealarmeerd en gewapend met
bijlen en ander wapentuig te hulp gesneld. Voor de
graaf het stadje had bereikt wachtte hem dan ook een
warme ontvangst.
De zwaar geharnaste ridders waren zonder paarden
weinig wendbaar en werden door de Friezen in de pan
gehakt. Ze probeerden nog te vluchten naar de
schepen maar kwamen daarbij terecht in de moerassen
bij het Roode Klif waar ze genadeloos werden
afgeslacht waarbij ook Willem sneuvelde.
Toen dit debacle de inmiddels bij Laaxum gelande
hertog Jan ter ore kwam, trachtte hij voordat de
Friezen hem zouden bereiken, weg te komen, maar te
laat. Hij had niet de moeite genomen zich een
positie te verschaffen waarbij zijn troepen zich al
verdedigend konden terugtrekken en werd rechtstreeks
de Zuiderzee in gedreven waarbij de ontketende
Friezen tot hun navel in het water gingen om ook
hier een vreselijk bloedbad aan te richten. Slechts
een kleine groep ontkwam en bereikte de volgende dag
Amsterdam.
De Hollanders hadden hun lesje geleerd en de Friezen
konden hun vrijheid hierna nog 150jaar handhaven
waarbij jaarlijks de overwinning uitbundig werd
gevierd. Het klooster werd door de golven van de
Zuiderzee verzwolgen. Het weggetje naar het aan de
Zuiderzee gelegen dorpje Scharl werd en wordt nog
altijd de ferkearde wei (verkeerde weg) genoemd
omdat dit de vluchtweg was die de ridders kozen en
hen fataal werd.
In 1498 kwam er een eind aan de Friese vrijheid toen
de keizer ene Albrecht van Saksen benoemde tot
gouverneur. Vreemd genoeg verdween ook de slag van
Warns hierbij in het vergeetboek.
Pas na het einde van de Tweede Wereldoorlog kwam het
Friese vrijheidsgevoel blijkbaar terug en sinds 1951
wordt de slag op de laatste zaterdag van september
weer herdacht.
Wie bij dit verhaal naar de grote Friese
vrijheidsstrijder en zeerover Grote Pier zoekt, is
een dikke honderd jaren te vroeg. Hij leefde van ca.
1480 tot 1520.
DE STEEN
De steen waarbij wij en de andere klas zo fraai op
de foto kwamen, speelt hierbij een dubieuze rol.
Laat ik nu altijd hebben gedacht dat deze uit de
kluiten gewassen veldkei met de tekst “Liever dood
dan slaaf” al in 1345 door de zegevierende Friezen
als triomfzuil op het Roode Klif was geplaatst.
Niets is echter minder waar. Dit gebeurde pas in
1951 waarbij de kei niet eens uit de omgeving kwam
maar van elders werd aangesleept. Dat ons deze
feiten destijds door Buma dan wel door de Friese
overheid werden onthouden, ondervind ik, na meer dan
vijftig jaren te hebben geleefd met de gedachte een
heilig, meer dan 600 jaren oud historisch monument
te hebben omarmd, als boerenbedrog.
De diverse lezingen van het verhaal over de slag
napluizend, blijkt ook de plaats waar de steen zich
bevindt historisch omstreden terwijl ook de naam
slag van Warns niet correct schijnt. Sommigen
beweren namelijk dat Warns destijds nog niet bestond
en wie het kaartje bekijkt, kan daarin meegaan. Het
zou de slag om Staveren moeten zijn.
Rare jongens, die Friezen.
We hebben naast onze eigen bekende foto ook die van
de ons opvolgende klas geplaatst. Niet alleen omdat
deze foto wat duidelijker het hoogteverschil vanaf
het Roode Klif toont (het landschap met de
boerderijen was in 1345 nog Zuiderzee), maar ook
omdat er nogal wat klasgenoten opstaan die het een
jaartje moesten overdoen.
Herkennen we de gezichten en weten we de namen nog?