KNIBBELBRUG
In 1830
had het stadje Enschede maar twee in en
uitgangen.
De Espoort bij de Klomp en de
Veldpoort bij Hotel de Graaff met de daarbij
horende bruggen over de stadsgracht.
Buiten de gracht liepen om de stad heen de
Noorder en Zuiderhagen genoemd naar de oude,
afgebroken verdedigingswerken die bestonden
uit ondoordringbare doornhagen(heggen) en
puntige naar voren gerichte eikenhouten
spiesen. Buiten deze wegen lagen de gaarden
(tuinen) van de rijkere bewoners der stad.
Deze konden slechts bereikt worden via de
twee stadspoorten, hetgeen als zeer
beperkend en lastig werd gevonden. Die het
zich kon veroorloven bouwde voor zichzelf
dan ook een primitief bruggetje over de
gracht om bij zijn tuin te kunnen komen,
maar deze privé ondernemingen werden door de
gemeente belast met een tarief van zes
guldens per jaar. De pastoor van de R.K.
Kerk aan de voormalige Kerkstraat loste dit
op met een bootje.
De vraag naar gemeentelijke bruggen voor
voetgangers was dan ook groot, niet eens
voor het verkeer, maar juist voor het bereik
van de tuinen. Maar wie moest dat betalen.
Een geluk voor de stad was dat men met
Hendrik ter Kuile, die in het Windhoes aan
het van Loenshof woonde, een burgemeester
had met een groot hart voor de stad. Hij
schonk o.a. de Mooienhof(het eerste
Enschedese park) de stadspomp, en de
verharding van de Zuiderhagen. Hij deed dit
door zijn hele jaarsalaris van 400 guldens
ter beschikking te stellen. Het is dus niet
vreemd dat hij in 1839 een deel van de grond
naast zijn huis en tuin afstond voor de bouw
van de z.g. Windbrug genoemd naar zijn
woning. Deze brug vormde de verbinding
tussen het van Loenshof en de Zuiderhagen.
Stadsbestuur en bewoners waren er blij mee.
De Windbrugstraat herinnert ons er aan.
Moeilijker ging het met een tweede brug aan
de andere kant van de stad die de Markt via
de Achterstraat(nu Stadsgravenstraat) moest
verbinden met de Noorderhagen. Naast
voorstanders van de bruggen waren er
intussen ook tegenstanders opgestaan. De
ervaring met de Windbrug had geleerd dat de
winkeliers en herbergiers bij de Veldpoort
en de Espoort minder klandizie kregen. Zij
weigerden dan ook mee te betalen aan nog een
brug die hun omzet zou doen dalen. Ook bij
de gemeente lag het financieel moeilijk en
toen de brug er uiteindelijk na veel gepraat
en gedoe in 1842 kwam, was die kleiner en
had minder draagvermogen dan gepland omdat
erg op de kosten was beknibbeld.
De brug kreeg daarom in de volksmond de naam
Knibbelbrug die later officieel werd
overgenomen en ook terugkwam in de nu nog
bestaande Knibbelbrugsteeg die van de
Noorderhagen naar de Stadsgravenstraat
loopt. De beide bruggen over de gracht en
ook de Veldpoort en de Espoort verdwenen na
de grote brand van1862 toen de gracht met
het puin van de verwoeste stad werd gedempt.
Dat de vieze, stinkende gracht niet al
eerder werd gedempt, lag aan het feit dat ze
nog dienst deed als open riool en hiervoor
nog geen andere oplossing was gevonden.
Op de foto de Knibbelbrug richting Markt na
de brand van 1862.
De andere foto toont ons het begin van de
Knibbelbrugsteeg in de jaren 70 waar de
fotograaf op suggestieve wijze gebruik heeft
gemaakt van de combinatie graffitikunstwerk
en paaltje….
Knibbelbrugsteeg in de jaren 70,
met graffitikunstwerk....