HET Oude Mannen- en Vrouwenhuis
Het
valt natuurlijk met geen
mogelijkheid te vergelijken met de
verzorgingshuizen van tegenwoordig die van alle
denkbare gemakken zijn voorzien. Dat was vroeger
wel anders, hoewel men zich toen ook inzette om
het verblijf zo aangenaam mogelijk te maken.
Hoewel......
sinds 2014 gelden er nieuwe regels en wil het
kabinet dat ouderen langer thuis blijven wonen.
De toelatingseisen zijn sinds 1 januari de voor
verzorgingshuizen verzwaard....
De verzorgingstehuizen van
heden zijn natuurlijk niet te vergelijken met
die van zo’n 150 jaar geleden, maar men deed z'n
best.
Op 7 mei
1866 werd het Oude Mannen- en Vrouwenhuis aan de
Molenstraat 39 voor het eerst in gebruik
genomen.
De Stichting werd indertijd gebouwd van gelden
die bijeen werden gebracht voor de slachtoffers
van de grote brand van Enschede in 1962.
In Zwolle had zich direct na deze brand “De
Dames-Hoofdcommissie voor de verloting van
voorwerpen van kunst en smaak, ten behoeve der
slachtoffers van den Brand van Enschede van 7
mei 1862”gevormd. Deze commissie bracht de
belangrijke som van ƒ 57.249,73 bijeen en toen
ze aan de Commissie van Onderstand te Enschede ƒ
25.000,-- had gezonden en voor de wederopbouw
van kerken ƒ 18.000,-- beschikbaar had gesteld,
bleef er na aftrek nog enige kleinere bedragen,
ruim ƒ 10.000,-- over.
De Hoofdcommissie te Zwolle was van oordeel dat
dit overschot niet beter kon worden besteed en
geen blijvender waarde zou kunnen krijgen dan
door het aan te bieden voor een gesticht tot
huisvesting van oude mannen en vrouwen, tevens
geschikt voor ziekenverpleging.
Het denkbeeld vond bijval bij het
gemeentebestuur van Enschede en de Commissie van
Onderstand aldaar, niet alleen omdat daardoor
een blijvende herinnering zou worden verkregen
aan de liefdadigheid aan Enschede in moeilijke
jaren, maar ook omdat hiermee aan een lang
gekoesterde wens uitvoering kon worden gegeven.
Dit plan werd nog eens bevorderd door het aanbod
van de heren H. J. van Heek, Gerhd. Jannink en
A. J. Blijdenstein, die voor de uitvoering ervan
ƒ 6000.—beschikbaar stelden, een legaat voor
liefdadige doeleinden bestemd door de heer
Egbertus van Heek. Zodoende werd tenslotte een
bedrag van ruim ƒ 16.750,-- verkregen door de
Raad van Enschede benoemde Commissie van vijf
leden die jaarlijks rekening en verantwoording
aan die Raad zou moeten geven. Het reglement zou
verder goedkeuring van de Raad nodig hebben. De
Commissie bestond uit de heren; W. C. T. Nahuis,
burgemeester H. van Heek, P. ter Kuile Ezn., B.
Eekman en J. Beukers.
Bij raadsbesluit van 3 maart 1865 stond de
gemeente kosteloos het benodigde terrein voor de
bouw van het gesticht af. Dit terrein was
gelegen aan de Molensteeg, later de Molenstraat.
De onderstandcommissie te Enschede die in 1862
uit de ontvangen gelden ter voorziening in de
eerste dringende behoeften aan huisvesting 20
arbeiderswoningen had laten bouwen, stond deze
af aan het te stichten Oude Mannen- en
Vrouwenhuis waardoor op een inkomst van ƒ 600,--
tot ƒ 800,-- per jaar kon worden gerekend.
Op 13 juni 1865 werd de bouw van het gesticht
opgedragen. Begin 1866 was het gebouw voltooid
maar scheen de behoefte eraan nog niet bijzonder
groot. Besloten werd vooralsnog geen personen in
het gesticht toe te laten.
In mei 1866 werd het nieuwe gebouw op aanvraag
van het gemeentebestuur beschikbaar gesteld voor
het opnemen van eventuele choleralijders en
werden de eerste bedden en ledikanten
aangeschaft. Gelukkig was de opname van zulke
patiënten niet nodig.
Volgens een gedenkplaat, waarvan een kopie in
het huis aanwezig was, is het gebouw op 7 mei
1866 officieel in gebruik genomen. Langzamerhand
is het gesticht in de loop der jaren aan zijn
doel gaan beantwoorden. Als ziekenhuis heeft het
nooit dienst gedaan.
In 1912 werd het gebouw belangrijk uitgebreid.
In hetzelfde jaar werden de beide vleugels in
gebruik genomen. Ter herinnering aan deze
uitbreiding was in de hal van het gebouw een
gedenkplaat aangebracht, waarop de volgende
tekst was gebeiteld; “Ter gedachtenis aan den
heer E. Jannink Ezn. en anderen, door wier milde
bijdragen de uitbreiding dezer stichting in 1912
tot stand kwam.”
Was er in 1912 na de verbouwing plaats voor ± 80
oudjes, spoedig bleek de beschikbare ruimte te
klein. In 1934 werd er toe over gegaan een
aparte rookzaal voor de mannen in te richten.
De
volgende jaren liep het bestuur weer met plannen
tot verbouwing en uitbreiding rond maar ten
gevolge van de oorlog kon van deze plannen de
eerstkomende tijd nog niets komen. Later zijn er
nog twee ziekenzaaltjes ingericht en ook werd de
badgelegenheid uitgebreid en gemoderniseerd.
Verder werden alle kamers en vertrekken voorzien
van een vloerbedekking die aan de hygiëne in het
huis zeer ten goede kwam.
Op 6 mei 1941 vonden 87 oudjes in het huis
onderdak. Daaronder waren drie echtparen die
over een eigen kamer beschikten. Overdag kwamen
de oudjes samen in de recreatiezalen. Voor de
vrouwen bevond die zich aan de voorzijde, de
rooksalon voor de heren, waar zich ook een
leestafel bevond, zat aan de achterzijde. De
oudjes waren vrij om uit te gaan wanneer ze dat
wilden. Maar de orde en regelmaat in het Huis
maakten het noodzakelijk dat ze op de etensuren
aanwezig waren. Wel werd hun toegestaan een
maaltijd te verzuimen wanneer ze bij
familieleden wilden eten maar ze moesten vooraf
de huismeester hiervan in kennis stellen. Het
“avondappel” was op half acht bepaald maar in
bijzondere gevallen kon “avondpermissie” tot 10
uur worden verleend. Een enkele keer kwam het
voor dat één van de oudjes om permissie vroeg,
b.v. ter gelegenheid van een familiefeestje, een
nachtje van huis mocht blijven. Ook dit werd
toegestaan maar het kwam weinig voor.
Opmerkelijk was dat vooral in de laatste jaren
vele oudjes die in het gesticht kwamen, in het
bezit van een rijwiel waren. Het aantal te
bergen rijwielen was sterk toegenomen, zo sterk
zelfs dat een nieuwe rijwielbergplaats in
gebruik moest worden genomen. Tal van keren
werden er voor de oudjes gezellige avonden en
middagen bereid.