Het verhaal van C&A is één van de langst
bestaande en meest baanbrekende van winkeliers
in de wereldwijde modebusiness.
Een bestaan van meer dan 180 jaar is al
opmerkelijk genoeg maar de oorsprong van het
bedrijf in textiel gaat nog veel verder terug.
De relatie met kleding dateert al uit de jaren
1600. C&A heeft niet alleen de welvarende en
turbulente tijden van de tussenliggende eeuwen
doorstaan maar ook geholpen de manier te bepalen
waarop mensen hun kleding kiezen en kopen. Na
zes generaties is C&A nog steeds familiebezit en
blijft zich aanpassen en vernieuwen, zoals het
al deed toen de broers Brenninkmeijer in 1841
hun naam vestigden.
De broers Clemens en August (C&A) Brenninkmeijer
begonnen in de 19e eeuw in Sneek met de verkoop
van jassen (meidenmantels genoemd), voor 15
gulden per stuk. De inkoopprijs was 7,50 gulden.
Daar kwamen de kosten van personeel, huur,
transport bovenop; in totaal 6,75 gulden per
jas. Er resteerde per jas een winst van drie
kwartjes: een marge van 5 procent.
Clemens’ zoon Bernard Joseph Brenninkmeijer
stelde tot schrik van zijn grootvader voor de
jassen te verkopen voor minder dan 10 gulden,
zodat niemand kon concurreren met de nieuwe
winkel met de slogan C&A is toch voordeliger.
‘Dat kan niet’, zei zijn vader. ‘Dan levert elke
jas een verlies op van 4,25 gulden.’ ‘Wacht maar
af’, zei de zoon. Hij kreeg gelijk: er ontstond
een stormloop op de winkels. Hij verkocht vijf
keer zoveel jassen als zijn vader. Per jas
verdiende hij weliswaar 5 gulden minder, maar
hij maakte toch meer winst: 5 x 2,50 in plaats
van 1 x 7,50 op hetzelfde winkeloppervlak. Als
percentage van de hogere omzet daalden de vaste
kosten tot ver onder de 25 procent. In de jaren
dertig kende C&A drie productgroepen: kleinprijs
(jurken tot 6 gulden), guldenmidden (van 6 tot
10 gulden) en keurklas (van 10 tot 30 gulden).
Een jurk van 6 gulden moest vijf keer zo snel
verkopen als een jurk van 30 gulden. Omdat de
procentuele winstmarge niet belangrijk was, kon
C&A zelfs bontmantels verkopen. Daarop was de
procentuele winst minder dan 10 procent, maar de
winst in guldens hoog.
Hoe heeft C&A zich altijd staande weten te
houden in deze enorm concurrerende business?
Speelt het mee dat het een familiebedrijf is en
daarom een uitzondering tussen alle
beursgenoteerde fastfashionmerken?
Waarschijnlijk speelt in elk geval ook mee dat
C&A en de prominente en rijke familie
Brenninkmeijer achter het bedrijf zelden tot
nooit met de pers praten of andersdenkenden
achter de schermen toelaten. Hoewel één
uitzondering daargelaten: in 2016 verscheen het
boek “C&A. Een familiebedrijf in Duitsland,
Nederland en Groot-Brittannië” van de Duitse
historicus Mark Spoerer. Hij beschrijft daarin
de periode van de oprichting van C&A, omstreeks
1840 door de broers Clemens en August
Brenninkmeijer, twee rondreizende
textielhandelaren die in Sneek een textielwinkel
begonnen, tot circa 1960.
Maar ook de C&A keten kreeg het moeilijk. De
lasten zijn hoog en met een verouderd winkelpark
waarbij panden vaak te groot zijn of een te hoge
huurprijs hebben, moest het winkels sluiten en
op zoek gaan naar een beter evenwicht tussen
offline en online.
Tientallen jaren is C&A een afbeelding geweest
voor de Nederlandse huisvrouw.
Deze oude krant is door iemand haar hele
leven bewaard en nu is het een treffende
illustratie van hoe moeilijk het ook is
geweest voor veel Nederlandse vrouwen toen
het modebeeld veranderde. Vrouwen die in
1950 jong waren, kregen dit beeld mee hoe
hun vrouwelijkheid mooi kon worden
geaccentueerd. Voor hen was het niet altijd
makkelijk om later te zien dat de kwaliteit
verminderde, dat er slobbermode kwam en dat
deze stijl voor vele jaren verdween.
Zò mooi was de mode in 1950!
Zò mooi zagen onze moeders en oma’s er in
die tijd uit!
Zò goed zorgden zij voor hun kinderen om er
ook prachtig uit te kunnen zien!