HEILIG PLEIN


 




Plein tussen Eg- Maaier- Zaaier- en Tomatenstraat..
 

 





HEILIG PLEIN

 
Aan de Egstraat waar ik werd groot gebracht,
lag een pleintje onder de bomen
Met heesters, gazon en bloemenpracht.
Maar waar je als kind niet mocht komen.

Het werd tot heiligdom verklaard.
Verboden te betreden!
Zo werd het fraaie groen gespaard.
’t Was net de Hof van Eden.

Een man stond waakzaam achter ’t glas,
De spelende jeugd te begluren.
Om wie zich waagde op het gras,
Onverbiddelijk weg te sturen.

Door gebons op de ruit en veel misbaar,
werd de indringer verdreven.
Die spoedde zich haastig weg van daar
Met een lijf voor angst en beven.

Sindsdien is er veel tijd vergaan.
Kinderen mogen er nu wel spelen.
We zien er klimrek en glijbaan staan.
Het groen kan geen mens meer wat schelen.

Wie ooit nog langs dat pleintje gaat,
Op zoek naar oude vrinden
En denkt dat daar die man nog staat,
Hij zal hem er niet vinden.

Die man voor ’t raam, hij is niet meer,
Althans niet in dit kader.
Voor mij leeft hij voort in ’t weleer.
Want die man.. dat was mijn vader.


 

 



Buurtkinderen in de sneeuw..
 


Plein richting Zaaierstraat zoals het er heden bij ligt..

 

 

INHOUDSOPGAVE