EEN TE NAUWE DOORGANG

 



Gezicht op Enschede van vóór de grote brand in 1962...
 

 





EEN TE NAUWE DOORGANG


Hoewel Enschede al sinds 1518 het recht bezat om twee jaarmarkten te houden en iedere dinsdag een weekmarkt, was het binnen de stadsgrachten een marktje van niks. Toch trok de wekelijkse dinsdagmarkt veel handelaren en publiek uit de verre omtrek aan want winkels waren er niet en verder was men afhankelijk van de rondreizende marskramers. Maar het marktplein voor de kerk was veel te klein om alle handelaren een plek te geven. De meeste handel zoals van vee, pootgoed, hout en stro enz. vond dan ook langs de straten buiten de poorten plaats. Alleen voor voedingsmiddelen( botermarkt) groenten enz. was er ruimte terwijl ook standwerkers met hun diverse producten beperkt werden toegelaten.
Het gemeentebestuur wilde wel vergroten maar er waren voor die tijd onoverkomelijke hindernissen. Rondom de kerk was er het kerkhof en de tuin van de pastorie die beiden met een muurtje van een meter hoog waren omringd. Ook stond er nog het Boterschooltje, maar dat kon wegens bouwvalligheid al snel worden afgebroken.
Het grootste struikelblok waren echter twee woningen die midden op de markt stonden en voor de Langestraat een vernauwing vormden waar met moeite slechts één paard en wagen tegelijk kon passeren. Dit leidde dagelijks tot opstoppingen waar vooral de Markt van te lijden had.
Diverse pogingen werden door het gemeentebestuur ondernomen om deze huizen op te kopen en af te breken voor meer ruimte en een mooier aanzicht van het marktplein.
     
                                                                 Tekening Langestraat richting Markt ca. 1930

De woningen waren echter in het bezit van belangrijke notabelen, namelijk notaris Pennink en predikant Kayser die hun riante plek in de stad natuurlijk niet zomaar wilden opgeven.
Er kwamen echter nieuwe kansen voor vergroting van de markt. In 1828 werden er twee nieuwe begraafplaatsen gepland, het Boerenkerkhof aan de Korte Steeg (Deurningerstraat)voor de inwoners van Lonneker en aan de Helweg (nu Espoortstr.)voor Enschede. Hierdoor kon na overleg met de Hervormde kerk het kerkhof worden gesloten en in 1839 deels worden geplaveid.
In hetzelfde jaar bereikte het gemeentebestuur na het overlijden van de notaris ook het bericht dat zijn weduwe genegen was het huis te verkopen. In het stadhuis maakte men hier gretig gebruik van en werd er een voor die tijd hoog bedrag van 10.000 gulden vrijgemaakt voor de aankoop en sloop van de twee panden. Toen predikant Kayser dit vernam, kreeg zelfs hij als brenger van het woord Gods, guldentekens in de ogen en was bereid zijn huis aan de gemeente over te doen. Dit alles gaf lucht en in1842 waren beide panden afgebroken en had het Marktplein een veel ruimer aanzien gekregen en konden meer handelaren tot de weekmarkt worden toegelaten hetgeen de gemeente marktgeld opleverde en de logementen in de stad als de Swaene, de Gouden Klomp en de Roskam veel overnachtingen en dorstige kooplieden en klanten. Ook de stalhouderijen waar de paarden van de boeren terecht konden profiteerden mee want paard en wagen werd alleen toegelaten voor het lossen en laden. Zo kon men bij pension Amelink aan de weg naar Oldenzaal zijn paard en de huifkar achterlaten, terplekke de handelswaar overladen in een handkar en daarmee naar de markt. Kortom de hele stad pikte een graantje mee.
Het laatste obstakel, de tuin van de Pastorie werd toegevoegd na de brand in 1862 en daarna zag de Markt er ongeveer uit zoals we die nu kennen echter met minder horeca…
De tijden veranderden en de zaterdagmarkt kwam er rond de kerk bij, terwijl de dinsdagmarkt verkaste naar het van Heekplein. Ook de zaterdagmarkt gaf verkeersproblemen. Ik weet nog dat alle verkeer waaronder de stadsbussen zich moeizaam een weg moesten banen door de nauwe Langestraat die dwars over het marktplein liep. Ook de zaterdagmarkt werd in 1958 overgeplaatst naar het vergrote van Heekplein. In mijn herinnering vond ik de markt rond de kerk gezelliger en intiemer dan nu.
Op de tekeningen uit rond 1830, kijken we vanuit de Langestraat richting de markt waar op beide de woning van de predikant te zien is die zolang in de weg stond.
Wat betreft het kerkhof rond de kerk herinner ik me nu dat dit destijds bestraat moet zijn zonder de graven te ruimen. Het zal eind jaren vijftig zijn geweest, ik zat al op de middelbare school aan de Brinkstraat, toen we met de jongens uit de klas gingen kijken naar graafwerkzaamheden op de Markt waar grote hoeveelheden menselijke schedels en beenderen tevoorschijn kwamen die achteloos op een hoop werden gedumpt wat een lugubere aanblik bood.
Wij Enschedeërs moeten dus meer dan honderd jaar terwijl we naar de Markt gingen over de, een meter dieper rustende stoffelijke resten van onze voorouders hebben gelopen.

      
                                   Kaartje van de Markt waarop de doorgang te zien is



 

 



Tekening van de Langestraat richting Markt uit 1845.
Hier is het huis van de predikant al afgebroken..