WIJZE VROUWEN
Witte wieven
worden vaak beschouwd als hersenspinsels van
onze bijgelovige voorouders, maar toch hebben
ze, zij het lang geleden, echt bestaan…
Voordat het christendom z’n intrede deed, waren
er bij de Germaanse stammen zogenaamde;wijze
wieven(verbasterd tot witte wieven), vaak
weduwen en oudere ongehuwde vrouwen die met hun
ervaring de stam bijstonden bij geboorte,
ziekte, nood en dood. Tevens assisteerden ze het
stamhoofd dat ook een priesterlijke taak had in
religieuze plechtigheden en het brengen van
offers. Ze waren altijd in het wit gekleed,
werden door de stam onderhouden en kregen vaak
geschenken als hun hulp succesvol was geweest,
vandaar dat er in de sagen over de witte wieven
vaak over hun rijkdom wordt verhaald. Ze zouden
op gouden stoelen aan gouden tafels zitten en
met gouden bestek van gouden borden eten.
Toen langzaam maar zeker het oude heidense
geloof plaats ging maken voor het christelijke,
werden deze vrouwen die nog altijd veel invloed
hadden en het ware geloof in de weg zouden staan
door de missionarissen verdacht gemaakt en als
helpsters van de duivel weggezet. Het liefst had
men ze gedood, maar dat zou grote weerstand bij
de stammen hebben veroorzaakt. Dus werden ze
verbannen naar afgelegen plaatsen waar men zich
liever niet waagde zoals oeroude grafheuvels en
andere onheilspellende oorden. Nog lang lieten
de wijze vrouwen vandaar uit zich gelden en
werden ze door de stamleden in het geheim
voorzien van levensbehoeften. Toen ze tenslotte
uitstierven, bleven hun geesten tot op de dag
van vandaag ronddwalen en ontstonden er veel
mysterieuze verhalen zowel in goede als in kwade
zin. De volgende sage die zich moet hebben
afgespeeld in de buurt van het Hoge Boekel,
getuigt hiervan.
Ook hier moet zo’n
onheilsplek zijn geweest waar witte wieven
woonden. Ze hadden een overeenkomst met een boer
gesloten waarbij hij, wanneer nodig, brandhout
zou leveren tegen een vergoeding van een
goudstuk per karrenvracht. Dat was goed betaald
en de boer deed het daarom maar wat graag. De
meeste andere boeren liet het koud want ze meden
de wiefkes het liefst. Toch was er een jaloerse
boer die zelf ook wel eens een goudstuk wilde
verdienen en hij zocht tijdens een met drank
overgoten bruiloft ruzie met de houtleverancier.
Hij beschuldigde hem van samenspannen met de
witte wieven uit eigen belang waardoor hij de
noabers zou benadelen. Onder invloed van te veel
foezel gingen anderen zich er ook mee bemoeien
en dreven de boer zover dat hij zijn knecht
opdracht gaf om naar de witte wieven te gaan en
ze in niet mis te verstane bewoordingen mee te
delen dat hij het verder verrekte nog hout te
leveren. De knecht reed te paard naar plek waar
de wiefkes huisden en bracht de boodschap met
luide stem over. Hierop werden deze zo woest dat
ze de vluchtende knecht met bijlen en speren
achterna joegen. Hij kon nog juist een boerderij
binnen vluchten waardoor de bijl die een van de
wiefkes hem nawierp nog net de staart van het
paard afsneed en in de stiepel bleef steken….Ze
pakte haar bijl terug maar de inkeping in het
hout was nog honderd jaren later te
zien….Diezelfde avond stierven er op zonderlinge
wijze twee varkens van de boer.
Wraak van de
witte wieven?
De jaloerse boer had zijn
zin. Listig sprokkelde hij een kar vol brandhout
en bracht die in het geniep naar de witte wieven.
Een van hen stond hem al op te wachten en toen
hij zijn vrachtje had afgeladen, gooide ze zelfs
drie goudstukken voor hem neer. Dat kwam zo
onverwacht dat hij het wantrouwde en zich
angstig uit de voeten maakte…. Toen hij even
verderop wat was gekalmeerd, dacht hij `ik ben
eigenlijk ook gek dat ik het goud niet oppak´ en
hij keerde terug. Tot zijn grote ontsteltenis
waren de goudstukken verdwenen en lag er een
hoop paardenvijgen voor in de plaats. Ook bij
hem stierven die avond twee gezonde varkens…..
Alle noabers begrepen
nadat ze het onheil hadden vernomen dat ze met
hun dronken kop de wieven tegen zich in het
harnas hadden gejaagd en toen de roggeoogst die
zomer ook nog op onverklaarbare wijze mislukte,
moest er wat gebeuren en werd de 88 jaar oude
Graads die op de boerderij van zijn dochter
woonde, gevraagd met de ontstemde vrouwen te
onderhandelen. Graads kende de wiefkes want ook
hij had er in zijn jonge jaren wel eens meel
geleverd. Hij nam de uitdaging aan maar liet
eerst zijn dochter en kleindochter een grote
stapel spekpannenkoeken bakken want hij wist dat
de wieven er dol op waren. Halverwege kwamen ze
hem al tegemoet om de lekkernij in ontvangst te
nemen, maar Graads eiste dat ze eerst de vloek
over de boerschap zouden opheffen.
Ze meenden
echter dat de boeren die hun vertrouwen en goede
wil hadden misbruikt wel degelijk gestraft
moesten worden. Uiteindelijk werd men het eens.
Alle boeren mochten beurtelings tegen het
geldende tarief van een goudstuk, brandhout
leveren. Echter uitgezonderd de twee
hoofdrolspelers in de kwestie die hun leven lang
de consequenties van hun gedrag moesten voelen….
De wiefkes stortten zich hierna gulzig op de
pannenkoeken en Graads keerde naar zijn noabers
terug met de blijde boodschap. Hij werd als een
held onthaald. De vrede was hersteld en in de
boerschap heerste daarop welvaart en voorspoed
zoals men daarvoor nog niet eerder had gekend.