HET GLANER NUNNEKE

 

 


 




Rest van voormalig klooster Maria Vlucht, nabij Glane ...
 

 





HET GLANER NUNNEKEN 
Toen in 1633 het houden van diensten en missen voor de katholieken steeds moeilijker en zelfs verboden werd, bouwden gelovige Oldenzalers een schuur als noodkerk direct over de Duitse grens, iets ten noorden van de brug over het grensriviertje de Glane(nu Glanerbrug). Veel roomsen uit Oldenzaal, Losser, Lonneker en Enschede gingen hier vaak ’s nachts ter kerke en werden thuis vanuit daar door de geestelijken in het geheim bezocht bij ziekte of dood.
Toen de schuur in de loop der jaren te klein bleek, werd ze door een mooie kapel vervangen.
In 1665 werd op de plek van de kapel met geestelijke en financiële steun van de bisschop van Münster (Bommen Berend) een klooster met kerk gebouwd om aan de, uit het klooster van Almelo verdreven 28 nonnen een onderdak te bieden. Deze noemden het heel toepasselijk; “Maria Vlucht”.
De nonnen, onder wie twee vermogende dochters van de bewoner van hof Espelo, stonden bekend om hun bedrevenheid in het spinnen. Het werd een door de Twentse katholieken drukt bezocht veilig toevluchtsoord voor missen en de heilige communie. Ook de kerkschatten en relikwieën uit de Oldenzaalse St. Plechelmus werden hier in veiligheid gebracht.
Het klooster oogstte nog meer bekendheid door de toetreding in 1803 van zuster Maria Clementine Martin aan wie het samenstellen van de recepten voor het nog steeds in apotheken verkrijgbare drankje tegen alle ongemakken; “Klosterfrau Melissengeist” wordt toegeschreven.
Ten tijde van de overheersing van Napoleon moest het klooster sluiten.
Er was weliswaar godsdienstvrijheid voor iedereen, maar bij de vrijheid, gelijkheid en broederschap van de Franse Revolutie pasten niet de weelde van de kastelen der adel en de kloosterorden die over de ruggen van het volk tot grote rijkdom waren gekomen……
Vanaf dat moment ontstonden ook de legenden over “Maria Vlucht”.
Zoals het verhaal van de moedige dienstbode. Toen het Franse leger vanuit Enschede oprukte naar Bentheim, stuitte een afdeling op weg naar Gronau op het klooster. Even hield de commandant stil, keek rond en gaf toen bevel door te rijden. De zusters slaakten een zucht van verlichting. Maar terwijl ze nog bezig waren met rozenkransjes bidden en Maria te danken, arriveerde een groep achterop geraakte Dragonders te paard die om indruk te maken een paardenstaart aan hun helm droegen. Ze scholden, vloekten en bedreigden de nonnen terwijl een van hen met een brandende fakkel zwaaide waarmee hij probeerde het strodak in brand te steken. Dat was het sein voor de huishoudster, een struise tante, om in te grijpen. Ze trok de soldaat aan zijn paardenstaart achterover uit het zadel waarbij hij op de grond viel en de fakkel in de gracht belandde. Toen de heldin hem daarop met haar bezem dreigde, krabbelde hij haastig op, sprong op zijn paard en galoppeerde achter zijn maten aan die waren doorgereden. De dappere vrouw verklaarde later dat ze constant de nabijheid van een engel had gevoeld en dat wilden de nonnen en de ter kerke gaande katholieken maar al te graag geloven.
Sterker nog is het verhaal van het Glaner nunneken…
Toen de nonnen later toch door de Fransen uit het klooster waren verjaagd, sloegen soldaten er hun kamp op. Tijdens een nachtelijk drankgelag ontdekten ze in de kloostertuin het stenen beeldje van een glimlachende non die deed denken aan een madonna. De glimlach maakte de soldaten nerveus en om ook het laatste restje van het kloosterleven op te ruimen, smeten ze het beeldje onder luid gejuich in de gracht. Wat ze niet wisten, was dat het beeld de magische kracht bezat dat waar men het ook heen zou brengen of zelfs vernietigen, het altijd op haar plaats zou terugkeren…….
De schrik sloeg hen dan ook om het lijf toen het wateroppervlak zich in het weerspiegelende maanlicht opende en het nunneken ongeschonden naar haar plekje onder de perenboom terug zweefde. De volgende morgen toen de soldaten hun roes hadden uitgeslapen en dachten dat ze door hun dronkenschap de avond te voren waren misleid, besloten ze het nunneken voorgoed te laten verdwijnen in het “grondeloze meer”. Ze tilden het op een affuit (onderstel met wielen voor een kanon) en sleepten het naar het Aamsveen waar deze onpeilbaar diepe plas gelegen was. Dat viel niet mee. Steeds wegzakkend in de moerasbodem lukte het met de grootste inspanning het meer te bereiken en met vereende krachten het nunneken in het donkere water te laten weg zinken. Uitgeput en onder de modder keerden ze terug naar het klooster en stuitten daarbij onderweg op een stille processie met kruis en vaandels. De soldaten vermoedden dat men de plaats van het verdwenen beeldje had bezocht om er te bidden. Toen ze echter het kloosterterrein bereikten, stond het nunneken in al haar glorie en zonder spatje modder weer op haar plaats….. Dit werd zelfs de ruwe soldaten te veel en in allerijl ontruimden ze het klooster en vertrokken hals over kop.
Zo had de glimlach van een beeldje een heel eskadron op de vlucht gejaagd…..
Nog altijd vriest, zelfs bij de strengste vorst, de plek in de gracht niet dicht waar het nunneken voor het eerst door de soldaten in het water was gegooid.
In 1811 moest het klooster op last van Napoleon worden afgebroken, waarbij toch een klein gedeelte overeind bleef dat later werd gerestaureerd. De stenen van de sloop werden in 1814 hergebruikt bij de bouw van het eerste roomse kerkje in het dorp Lonneker….
Hoe zat dat nu met het beeldje? Het bleek geen nonnetje maar gravin Walburga van Brederode, slotvrouwe van het in 1567 afgebroken slot van Gronau dat behoorde aan de graven van Bentheim – Steinfurt waarvan ze de wapenschilden vasthoudt….Ze moet in het Westfaalse Landesmuseum te Münster staan, maar het zou mij niet verwonderen als ze, volgens de legende, terug is op haar oude plekje onder de perenboom in Glane……



 

 



stenen beeldje van een glimlachende non..
 

 



Rest van voormalig klooster Maria Vlucht..