DE PAARDENTRAM VAN BEUNK
Toen de eerste berichten in 1905
over de eventuele komst van een tramlijn in
Enschede stalhouder Beunk aan de Molenstraat ter
ore kwamen, bedacht hij dat een voorschotje
hierop hem geen windeieren zou leggen. En hoewel
er nog geen rails lagen, was de naam
“paardentram” al snel gevonden. De “Jan
Plezier”, een feestelijk opgetuigde wagen met
aan weerszijden lange banken waar zo’n vijftien
tot twintig personen plaats konden nemen, was
een goed alternatief.
De rit ging net als met de geplande elektrische
tram naar de grens bij Glanerbrug waar het
zondags in de diverse Duitse gelegenheden met
“Biergarten” aan de Glanerbeek, goed toeven was.
Om de feestvreugde te verhogen reed er vaak een
harmonicaspeler mee. Een wandeling naar
Glanerbrug met een bezoek aan jeneverstokerij
Viefhues net over de grens waar een fles
“foezel” heel wat minder kostte dan in de stad,
was in die dagen al een gewild uitje waarbij de
terugweg na het nuttigen van iets teveel
geestrijk vocht toch altijd wel wat meer moeite
kostte dan de heenweg. De paardentram van Beunk
bracht hierbij dus uitkomst. Men rekende twintig
cent voor een enkele reis en een kwartje voor
een retourtje. De paardentram reed zondags op
vaste tijden twee keer op en neer naar “de
Brug”, later werd er nog een rit op
woensdagmiddag aan toegevoegd. Toen de echte
tram in 1908 ging rijden was de pret voor Beunk
voorbij.
DE PAARDENTRAM VAN BEUNK
De komst van de tram naar Enschede,
bracht voerman Beunk op een idee.
Want in zijn vrachtstalhouderij,
waren op zondag paarden vrij.
Dus zag hij in een paardentram,
een dik belegde boterham.
Zo’n zondagsritje naar de grens
dat was toch leuk voor ieder mens.
Bij foezel of een glas Duits bier,
beleefde men een hoop plezier.
En met, Wein, Weib und Gesang,
duurde de zondag niet zo lang.
Voor twintig cent naar Glanerbrug
en voor een kwartje heen en terug.
Heen sprak men nog van grote dorst,
terug zong men uit volle borst,
gezamenlijk de oude deun;
“Warum ist es am Rhein so schön?”