Wie kent dit straatliedje nog?
Mien va die löp met de pietereuliekoar
En mien mo die löp d’r achter an.
Joa, vrogger zat’r nog verdienste an
Tegenwoordig zit ’r niks meer an.
Mien va die löp met de pietereuliekoar
En mien mo die löp d’r achter an.
As mien va die rotzooi nich verkoop’n kan
Maakt mien mo de kachel d’r met an..
Op de foto een vooroorlogse petroleumventer of
zoals ze bekend stonden “de man van de
Automaat”. De Automaat was een onderdeel van
Esso dat via haar venters rechtstreeks petroleum
verkocht aan de burgerman, een goede handel want
men had in die tijd nog petroleumlampen en er
werd op petroleumstellen gekookt.
Het doet mij denken aan mijn loopbaan als prille
petrolieboer. Al vanaf mijn achtste jaar hielp
ik Jan Aaltink onze petrolieboer die iedere
zaterdag met zijn “koar” getrokken door Lotje
een muilezel, in onze buurt ventte. De
olielampen waren verdwenen maar er werd nog veel
op petroleumstelletjes gekookt en dan was er de
petroleumbrander voor het koken van de was.
Naast de olie werden er ook bleekwater, groene
zeep, stijfsel etc. verkocht. Ook waren er
gratis leuke boekjes op rijm voor de kinderen
over Petroleentje en haar vriendje Pijpje Drop.
De oliehandel kreeg in die tijd ineens een
flinke opkikker want oliekachels kwamen in de
mode.
Ze werden gestookt op gewone petroleum maar die
werd om het interessanter te maken toen ineens
“haardbrandolie” genoemd. Aaltink verkocht er
vooral veel van aan boeren in en rond Usselo en
de bezitters van de permanent bewoonde
zomerhuizen als op de Vretberg en aan de Oude
Haaksbergerdijk. ( omgeving Crematorium). Hij
kreeg het zo druk dat hij er een VW bus voor
aanschafte om de klanten in het buitengebied te
bedienen. De zaterdagwijk met alles er op en er
aan ook het afrekenen, liet hij, toen ik twaalf
was, aan mij over. Mijn wijkje bestond uit: de
Ypekemeulestraat, de Frederikastraat, de
Elisabethstraat dan oversteken naar de
Gerststraat, de Wicher Nijkampstraat en de
Stefenvennestraat. Daarna over de
Haaksbergerstraat en de Burgemeester
Jacobsstraat terug naar de stal aan de St.
Janstraat.
Je belde niet bij iedereen aan maar zette de
“koar” neer op een strategisch punt op een hoek
en luidde dan al roepende “PETEROLIE-
PETEROLIE!!” de koperen bel. De klanten die wat
nodig hadden, kwamen dan vanzelf wel naar de “koar”.
Een kind van twaalf op pad met de geldtas en een
ezelswagen over de drukke Haaksbergerstraat zou
tegenwoordig niet meer kunnen. Toen nog wel en
ik heb er veel van geleerd en een leuk zakcentje
mee verdiend. Toen de oliehandel stagneerde ben
ik er mee gestopt om mijn vrijwillige diensten
op zaterdag en in de vakanties aan te bieden bij
de Melkfabriek in onze straat….smaakte beter.