HEILIGE
PLEINTJES
De
nieuwe wijken die in de jaren twintig en dertig van
de vorige eeuw in Enschede, of toen nog Lonneker,
werden gebouwd kenmerkten zich door - waar er ruimte
voor was - fraai aangelegde plantsoentjes die in ons
deel van de stad 'pleintjes' werden genoemd. Ze
waren aangekleed met bloeiende bomen en heesters en
in de lente en zomer met kleurrijke perkbloemen. De
gemeente deed haar uiterste best om deze groene
plekjes in stand te houden.
Bomen en heesters werden regelmatig gesnoeid, het
gras gemaaid en uitgebloeide bloemen vervangen. Hierdoor ontstond er ook onder de bewoners een
zekere trots. Het gaf de straat enig cachet en men
had het idee in een keurige buurt te wonen. Alleen
stond er een kniehoog hek omheen, soms zelfs met
prikkeldraad. Dit was, naar men zei, om de toen nog
vele loslopende honden buiten te houden maar het
gold uiteraard tevens als ontmoediging voor de
jeugd.
Dit laatste was in feite niet nodig want het intact
laten van een pleintje was een ongeschreven wet. In
de Frederikastraat lag ook zo'n heilig pleintje en
mijn ouders hebben me nooit hoeven te waarschuwen.
Dat gebeurde wel door de oudere kinderen die je het,
onder bedreiging van een pak op de donder, zoals men
dat in die dagen fijntjes uitdrukte, ondubbelzinnig
duidelijk maakten. Verder waren er altijd wel
waakzame bewoners die ons van achter hun geraniums
in de gaten hielden en onverlaten die in een
overmoedige bui toch de omheining trotseerden,
hardhandig tot de orde riepen. Maar de mythe der pleintjes stond of viel natuurlijk
met het onderhoud van de gemeente. Toen dit, eind jaren vijftig, wellicht door
bezuinigingen, geheel aan moeder natuur zelf werd
overgeladen, was de euforie snel verdwenen.
Toch bleef het vroegere ontzag bestaan. Pas toen ik
een jaar of veertien was, het gras er al een halve
meter hoog stond, de heesters waren verwilderd en
ons pleintje gedoemd was om plaats te maken voor
huizenbouw, overwon ik mijn schroom en waagde mij
vol eerbied in het voormalige heiligdom. Ook waar de Egstraat, de Maaierstraat, de
Zaaierstraat en de Tomatenstraat samen komen, lag
zo'n heilig pleintje. Het ligt er nog steeds maar nu
toegankelijk en met speeltoestellen voor kinderen.
Mini woonde aan dat pleintje
en ze heeft er een zeer speciale herinnering aan die
ze in onderstaand gedicht heeft proberen te
verwoorden.
HEILIG PLEIN
Aan de
Egstraat waar ik
werd
grootgebracht, lag een pleintje
onder de bomen Met heesters,
gazon en
bloemenpracht, maar waar je als
kind niet mocht
komen
Het werd tot
heiligdom
verklaard, verboden te
betreden! Zo werd het
fraaie groen
gespaard, ‘t
Was net de Hof
van Eden
Een man
stond waakzaam
achter ’t glas, de spelende
jeugd te
begluren Om
wie zich waagde
op het gras, onverbiddelijk
weg te sturen
Door gebons op
de ruit en veel
misbaar, werd de
indringer
verdreven
Die spoedde zich
haastig weg van
daar met een
lijf vol angst
en beven.
Sindsdien is
er veel tijd
vergaan, kinderen mogen
er nu wel spelen We zien er
klimrek en
glijbaan staan, Het groen kan
geen mens meer
wat
schelen
Wie ooit nog
langs dat
pleintje gaat, op zoek naar
oude vrinden en denkt dat
daar die man nog
staat, hij zal hem er
niet vinden Die man
voor het raam,
hij is niet
meer,
althans niet in
dit kader Voor mij leeft
hij voort in het
weleer, want die
man...dat was
mijn vader!
|
|
Buurtkinderen
bij winterplein
Voor
een speciale gelegenheid
mag
ons gezin
wel even in het "heilig plein"...
|
|