EEN LAFFE ROOFMOORD
Vorige week zondag vertelde ik al iets over de
in 1829 gereedgekomen straatweg van Enschede
naar de Duitse grens bij de Glanerburg. Het was
een voor die tijd goede en brede weg omzoomd met
eiken die de reiziger uit de wind moesten
houden…. Maar het gebruik er van viel tegen.
Alleen voetgangers hadden vrije doorgang. Voor
wagens, paarden en ander vee moest tol worden
betaald. Hiervoor waren twee tolhuizen aan de
weg ingericht. Aan de Enschedese kant was dat
het huidige Slotzicht en aan de Glanerbrugger
kant het oude tolhuis op de hoek van de
Tolstraat.
De wagens van de Duitse handelaren
namen dus gewoon nog de oude gratis route over
de Hessenweg en de boeren die met vee naar de
markt wilden, hadden zo hun eigen
sluipweggetjes. Tussen beide tolhuizen was het
nog woest en ledig. Heide en wat kleine
bosschages bepaalden het landschap met hier en
daar in de verte het dak van een boerderij. Glanerbrug als dorp zoals wij het kennen bestond
nog niet dat kwam pas van de grond nadat in 1888
Spinnerij Eilermark aan de Duitse kant was
opgericht en er voor de arbeiders die uit
Friesland en Drenthe kwamen, woningen moesten
worden gebouwd…… Alleen aan de grens stonden aan
weerszijden douanekantoren ,wat woningen voor de
commiezen, een drietal herbergen en wat kleine
huisjes voor landarbeiders. Geen wonder dat er
zich langs de vaak stille weg struikrovers en
ander gespuis ophield dat er niet voor
terugdeinsde eenzame reizigers op brutale wijze
van hun bezittingen te beroven. Over zo’n
roofoverval rond 1850 waarbij het slachtoffer op
brute wijze werd vermoord, deed een bijzonder
verhaal de ronde dat mij, toen ik in de jaren
zestig aan de grens werkte, door een bejaarde
Glanerbrugger werd verteld.
|
EEN LAFFE ROOFMOORD
In een klein boerderijtje dicht bij de grens
woonde Eek’n Bearndke, een vrijgezel van een
jaar of zestig die in zijn levensonderhoud
voorzag met de opbrengst van zijn lapje grond en
door het houden van kippen en bijen waarvan hij
de eieren en honing verkocht op de Enschedese
dinsdagmarkt. Bearndke had grote belangstelling
voor eikenbomen en hun geschiedenis en kon in de
herbergen bij het haardvuur prachtig vertellen
over de oude Germanen en hun verering voor deze
bomen. Bij machtige oude exemplaren die heilig
waren verklaard, werd recht gesproken en vonden
andere religieuze rituelen plaats. Zijn
toehoorders hingen aan zijn lippen en het
leverde de verteller menig gratis schnäpsken op.
Maar door zijn fascinatie voor de eiken waarmee
hij soms hardop praatte, werd hij ook wel als
zonderling en wereldvreemd beschouwd. Hij zat er
zelf niet mee, en ook de belastingdienst zag dit
als prima dekmantel en bood Bearndke een
betaalde baan aan als geldloper die de ontvangen
invoerrechten aan de grens naar de bank in
Enschede moest brengen. Hij ging toch met zijn
handel naar de markt en ook het geboefte dat hem
met rust liet omdat hij ze wel eens een paar
eieren gaf en er verder toch niets bij hem te
halen viel, had geen enkel idee met welke grote
bedragen en belangrijke documenten Bearndke
onderweg was. Toch kwam er iemand achter, hoe is
tot op de dag van vandaag niet bekend. Het was
een onopvallende bediende van een
advocatenkantoor in de stad die de oude man
achter een van de eiken opwachtte en hem met een
knuppel genadeloos de hersens insloeg….
Maar nog
voordat Bearndke stierf prevelde hij duidelijk
hoorbaar…..”Waart oe, de eek’n bint getuuge en
zult oe noodlottig word’n.” De misdadiger
grijnsde slechts, sloeg nog een keer toe,
vergewiste zich van de dood van zijn
slachtoffer, pakte de grote som geld en maakte
zich over de hei uit de voeten. Toen Bearndke
werd gevonden was de ontsteltenis groot, wie
vermoordde er nu zo’n eenvoudige arme man? De
belastingdienst hield echter de roof van het
grote bedrag onder de pet om niet meer rovers op
het idee te brengen dat er geldtransporten
plaats vonden. Dit was in het voordeel van de
dader die slim te werk ging. Hij verstopte het
geld, wachtte een jaar en bracht toen bescheiden
bedragen naar diverse banken en deed kleine
beleggingen in aandelen. Twee jaren later,
verzocht hij zijn baas om verlof omdat hij
rechten wilde gaan studeren in het westen van
het land. Dit werd goedgevonden en zelfs
toegejuicht en hij kreeg de verzekering dat hij
zijn baan met promotie terug zou krijgen wanneer
hij was geslaagd. En zo gebeurde het, de
moordenaar keerde met zijn bull na een aantal
jaren terug, kocht zich in als partner en volgde
de eigenaar die zich wegens zijn hoge leeftijd
terugtrok, op. Hij toonde zich een kundig
advocaat, kreeg aanzien en daardoor toegang tot
de hogere kringen waar hij de dochter van een
rijke fabrikant ontmoette en met haar trouwde.
Uiteraard kreeg ze een ruime bruidsschat mee en
zo konden het restant van het geroofde bedrag en
de daarmee vergaarde rente en dividend
onopvallend in het familiekapitaal worden
opgenomen en leek het verleden geen rol meer te
gaan spelen. Hij had de perfecte misdaad
gepleegd…..
Maar hij vergiste zich…… Toen hij en
zijn vrouw terugkwamen van een ritje per rijtuig
uit Gronau, passeerden ze de plek waar hij de
roofmoord had gepleegd. Hij kon een
triomfantelijke glimlach niet onderdrukken tot
een plotselinge felle windvlaag die de takken
deed kraken en hem dwong naar de wuivende
kruinen op te kijken en te luisteren naar het
ruisende gebladerte der eiken waarin hij de
laatste woorden van de stervende Bearndke meende
te horen. Hij slaakte een kreet van schrik en
barstte in een onbeheerst gelach uit. Het was
een nare, holle lach die zijn vrouw meteen
opviel. Toen zij hem vroeg waarom hij zo lachte,
stamelde hij iets onverstaanbaars en liet de
zweep knallen om zo snel mogelijk de plek des
onheils achter zich te laten. Zijn argwanende
vrouw hield echter vol en ook ’s avonds tijdens
het diner dat jij trillend en morsend nuttigde,
bleef ze naar zijn vreemde gedrag vragen. Na een
paar glazen wijn besloot hij haar zijn geheim op
te biechten, het was immers al meer dan twintig
jaar geleden.…De vrouw hoorde het vol afschuw
aan doch beheerste zich bang om ook vermoord te
worden en haalde slechts de schouders op waarna
haar man enigszins scheen te kalmeren, maar toen
hij de volgende morgen naar kantoor was, pakte
ze wat spullen bij elkaar en vluchtte naar haar
ouders. Haar vader die veel invloed had in de
stad reageerde onthutst want het bleek dat
Bearndke ook nog een ver familielid van moeders
kant was. Hij spoedde zich direct naar
burgemeester die al even ontsteld was en de
veldwachter met twee gewapende helpers naar het
kantoor van de misdadiger zond om hem te
arresteren. Deze was echter naar huis gegaan
voor het middagmaal waar hij bemerkte dat zijn
vrouw was verdwenen. Hij besefte dat het mis was
en raakte in paniek, griste wat waardevolle
stukken bij elkaar en wilde naar Duitsland
vluchten. Op de oprijlaan naderden echter al de
drie mannen van het gezag en hij begreep dat
zijn spel uit was en dat hij de schande en de
vernedering van een rechtszaak niet zou kunnen
verdragen. Hij haalde uit de schuur een stevig
touw, vluchtte het bos achter zijn huis in en
verhing zich aan een dikke tak van een machtige
oude eik die uitnodigend op hem wachtte. De
dienders die eerst het huis hadden doorzocht
kwamen te laat….
En zo was de voorspelling van Eek’n Bearndke uitgekomen en hadden de eiken hun
magische krachten gebruikt om hun oude vriend te
wreken.
|
Rechts Tolhuis, nu Slotzicht...
|
|