KOMT VRIENDEN...
Komt vrienden in den ronden, Minnaars van eenen stiel.
Ik zal u gaan verkonden, Hoe ik door ’t slijperswiel. De kost verdien voor vrouw en kind, Schoon blootgesteld aan sneeuw en wind. Terlierelom, terla! Van linksom rechtsom draait mijne steen, Door het roeren van mijn been. Ju ju ju ju ju ju ju ju………
De smid die moet hard werken, gestadig voor het vier. Hij durft hem niet versterken,
met eene kan goed bier. Terwijl ik ga op mijn gemak,
soms ook wel met een leege zak. Terlierelom terla!
van linksom,
rechtsom draait mijne steen. Door het roeren van mijn been.
Ju ju ju ju ju ju ju
ju……
De schoenpik stijf gezeten,
op eenen pikkelstoel. Zou kaas en droog brood eten.
Maar als ik nood
gevoel, Dan slijp ik tot den avond toe,
en zo heb ik nooit
armoe. Terlierelom terla!
Van linksom, rechtsom enz.
De kleerfrik maakt ons kleeren,
voor acht stuivers
per dag. Wil hij zijn loon vermeeren,
hij snijdt meer dan hij
mag. Maar ik met mijnen slijpersteen,
ik win meer op een
uur alleen. Terlierelom terla!
Van linksom enz.
De maalder moet graan malen,
tot in het fijnste
meel. Hij moet dubbel betalen,
voor zijne droge keel. Maar ik, door ijver en door vlijt,
ik win mijn brood
in eerlijkheid. Terlierelom terla!
Van linksom, rechtsom enz.
Mijn vrouw die roept victoria,
over den slijpersstiel. Zij vindt den grootsten gloria,
in ’t draaien van
mijn wiel. De kinders hebben geen ongemak,
zij loopen met den
bedelzak. Terlierelom terla!
Van linksom, rechtsom enz.
Sa vrienden, voor het leste,
all’ambachten zijn
goed. Maar ’t mijn is toch het beste,
schoon ik soms
slapen moet. Op hooi en strooi in eenen stal,
ik heb den kost
voor niemendal. Terlierelom terla!
Van linksom, rechtsom enz.
|