DE KOEPEL
Wanneer we vanuit Enschede via de Haaksbergerstraat naar
Usselo rijden, zien we links onder aan de Usseler Es,
tegenover de tuingereedschappen van Ben van ’t Mos, een
kleine witte villa met het opschrift “de Koepel”, nu in
gebruik is als Bed & Breakfast. Op de door Mini gemaakte
fraaie foto’s ziet het er fris gepleisterd en netjes uit.
Toen ik een jaar of zeven was en er regelmatig met vader op
onze zondagmorgentochtjes langs fietste, was het grijs,
verwaarloosd en maakte door de gesloten gore gordijnen de
indruk onbewoond te zijn. Als ik er naar vroeg zei vader,
”daar wil niemand wonen”, waardoor ik in mijn kinderlijke
fantasie dacht dat het dan wel een spookhuis moest zijn.
Vader sprak dat, om het spannend te houden, nooit tegen…..
Later begreep ik pas waarom…
Toch heeft “De Koepel” door de jaren heen bekende bewoners
gehad….
Om de geschiedenis van dit huis op die toch wel aparte plek
tussen de boerderijen van de Es te weten te komen moeten we
terug naar het jaar 1858. In dat jaar liet Laurens Lasonder,
groot grondbezitter, landbouwer en effectenhandelaar uit
Enschede de kleine villa bouwen als onderkomen voor hem en
zijn familie wanneer ze op inspectiebezoek waren bij de elf
boerderijen die men bezat in Usselo. De belangrijkste
daarvan was het Mors dat, hoewel inmiddels diverse keren
verbouwd, nog altijd links naast de villa ligt. Het was een
mooie plek aan de pas in 1855 gereedgekomen grintweg naar
Haaksbergen. Toen in 1862 bijna heel Enschede en ook de
stadsvilla van Lasonder afbrandde werd “de Koepel” voor
enige tijd het permanente onderkomen van de familie in
afwachting van de nieuwbouw aan de Marktstraat.
In 1920 erfde Gerrit Albertus Lasonder alle bezittingen dus
ook “de Koepel”. Hij woonde in de villa aan de Marktstraat
waar nu Broekhuis in zit, was jurist, doctor in de
Staatswetenschappen en enige tijd wethouder van Enschede.
Hij maakte weinig tot geen gebruik van het buitenhuis en
verhuurde het aan de bekende tekenaar Gerard van Haeften die
er tot 1937 woonde en werkte…
Gerrit Lasonder trad in de jaren dertig toe tot de NSB, niet
dat hij een fanatiek fascist was ( in zijn boerderijen zaten
in de oorlog met zijn medeweten joodse onderduikers) maar
meer uit angst voor het communisme waarbij hij al zijn
bezittingen dreigde kwijt te raken en dus zag hij in Hitler
de juiste man om dat gevaar te keren. Hij stond daarin niet
alleen want diverse fabrikanten waaronder Jan van Heek
sympathiseerden ook, maar waren zo slim geen lid van de NSB
te worden.
Lasonder overleed in 1944, had geen kinderen en liet het
bezit na aan zijn vrouw die de pech had van Duitse afkomst
te zijn. Zij werd daardoor een makkelijk slachtoffer van de
wraaklust direct na de oorlog waarbij alle bezittingen
waaronder, het landgoed Drienerlo met drie boerderijen, alle
boerderijen en “de Koepel” in Usselo, de beide stadsvilla’s
in Enschede, maar ook het dierenasiel aan de Wilgenweg op
het Stadsveld en het kerkje op de hoek van de Zweringweg en
de B.W. ter Kuilestraat door het rijk werden geconfisqueerd.
De weduwe Lasonder stierf in 1977 in armoede in een huisje
aan de Bruggemorsweg….
Enschede kreeg voor een gulden Drienerlo in de schoot
geworpen en stelde het landgoed blij van zin beschikbaar
voor de bouw van de TH campus, nu UT……
Eind jaren vijftig begin zestig kregen de boeren die de in
beslag genomen boerderijen nog van het rijk pachtten, de
gelegenheid deze van de Rijksdomeinen te kopen.
Zo zal het ook met de tot een bouwval verworden Koepel zijn
gegaan. Niemand wilde er in eerste instantie wonen, de villa
had immers een door de NSB besmette reputatie. De koopprijs
zal echter zo zijn ver gezakt dat de vader van Willem
Wilmink in 1955 toehapte en het liet verbouwen tot twee
woningen waardoor opa en oma erbij in konden. Willem
studeerde toen al in Amsterdam.
Ze hebben er niet lang gewoond. Vader Wilmink overleed in
1959 op jonge leeftijd en de familie zal de villa niet lang
daarna hebben verkocht.
In zijn verhalen en gedichten vertelt Willem over die korte
periode o.a., dat zijn opa altijd ’s avonds de krant
wegbracht naar buurman Oldenhof aan de overkant en daar tot
laat bleef TV kijken en oma die de drukke straat niet durfde
oversteken, alleen liet zitten. Ook de gevaarlijke slinger
in het fietspad om een dikke boom heen precies voor de
Koepel haalt hij aan waarbij zijn broertje uit het
slaapkamerraam de naderende fietsers met geschreeuw afleidde
waardoor ze bijna tegen de boom aan reden…Misschien haalde
hij daar de inspiratie uit voor dit gedichtje;
Tegen het
nieuwe jaar, de Es heel wijd
en niets dan sneeuw. Daar rijdt
eenzaam een fietser, maar hij mist het pad
en hij verdwijnt met voor- en achterrad
en alles blijft bewegingloos.
Doodstil.
De man fietst pas weer verder in april……..
(Kerst 1958)
Dat was
inderdaad een lastig bochtje wanneer je in volle vaart van
de Es af suisde. Het is inmiddels rechtgetrokken.
Nu ik de
geschiedenis wat beter ken, kijk ik toch met andere ogen
naar het “spookhuis” uit mijn kindertijd……