SEPTEMBERNIEUWS  2018
 

 

 





DAAR WAS LAATST EEN MEISJE LOOS


Laten we het nieuwe seizoen beginnen met een oud liedje dat we allemaal nog wel kennen.
Een loos(slim) meisje dat zich heeft verkleed als matroos en aanmonstert op een schip.
Natuurlijk gaat het mis en wordt ze ontmaskerd en belandt ze zoals dergelijke avonturen zo vaak eindigen, bij de kapitein in de kajuit en dan weet je het wel….


Zing het mee bij;   “NOSTALGIE



 

 




VRETBERG

In onze jeugd woonden we nog aan de rand van de stad op de grens met de oude Usseler Marke.
Dit boerenland zat in vroeger tijden zonder radio, TV of internet vol met verhalen die aan het “losveur” van vader op zoon werden doorverteld. Iedere generatie voegde er iets spannends aan toen en zo weden het sagen of legenden die veelal gingen over plekken in bos en hei waar je maar beter niet kon komen…….

Gerrit zet deze oude traditie voort en vertelt over de Vretberg….
 




                           
Tussen de Usselerveenweg en de Heersenkampweg in Usselo loopt een weggetje dat naar de opmerkelijke naam Vretberg luistert.
Even dacht ik dat het iets te maken had met barbecues of andere culinaire uitspattingen in de openlucht van mijn vroegere buurmeisje; Gera D. v.d.M. uit B. die daar in de zeventiger jaren heeft gewoond maar die gedachte moest ik al snel laten varen omdat de naam Vretberg al eeuwen oud is.
In mijn kindertijd stonden er enige zomerhuisjes maar nu zijn het prachtige zomerverblijven of bungalows die het weggetje omzomen.
De naam Vretberg komt van een kleine heuvel die daar in het dennenbos lag. Zo druk bewoond als het er nu is zo angstvallig meden de Usseler boeren vroeger deze omgeving waarvan men dacht dat het wel eens een grafheuvel uit de oudheid kon zijn waar het niet pluis was….
Volgens Cato Elderink woonden er in de heuvel; Heejmennekes een soort aardmannetjes die je nooit te zien kreeg, hooguit als een blauw vlammetje dat wel eens oplichtte boven het moeras.
Naar argeloze voorbijgangers riepen ze voortdurend “heej heej” en je kon je maar beter uit de voeten maken zonder er op te reageren. Natuurlijk waren er knapen die uit stoerheid “heej heej” terug riepen maar daar waren de Heejmennekes niet van gediend. Als je pech had en je had ze goed kwaad gemaakt, sprong er een in je nek en liet niet meer los. Je kon het menneke niet zien of grijpen alleen de zware druk op je nek en schouders waren voelbaar zoals ook in onze tijd stress of depressies een zware onzichtbare druk op je leggen….
Meestal liep het dan ook niet goed af…
Ook de Heejmennekes in de Vretberg lieten van zich horen.
Op een donkere winteravond toen de boer van het oude erve Könnink, dat al in 1286 in de annalen wordt vermeld, uitrustte bij het los veur klonk plotseling een angstaanjagende stem buiten;

“Heej boer heej!
Hier moet gehouwen hout
en gemalen mout.
Hier moet gebakken worden
en gebrouwd.”


De boer snelde naar buiten maar trof niemand aan, alleen op de rand van de put vond hij een goudstuk. Toen hij uit de richting van de Vretberg nog de roep “heej heej” hoorde, wist hij genoeg. Hij moest in ruil voor het goudstuk de Heejmennekes van brandhout, brood en bier voorzien.
Nu had elke grote boerderij in vroeger tijden een eigen bakspieker en brouwde men eigen bier terwijl ook aan brandhout geen gebrek was, dus was het een goede ruil. De boer plaatste het gevraagde bij de put en de volgende morgen was alles verdwenen. Na enige tijd lag er weer een goudstuk en leverde de boer weer brood, bier en brandhout. Dit herhaalde zich voortdurend tot de boer op een dag toen de regen met bakken uit de hemel viel in een kwade bui zich zelf dacht; ”Loat de Heejmennekes verekk’n.” Hij stak het goudstuk in zijn zak en legde er niets voor terug. Enkele dagen later was het tijd om de rogge te zaaien, de akker op de Es lag dampend open en de boer wilde aan de slag, maar waar hij ook zocht, zijn zak met zaaizaad die hij de avond daarvoor had klaar gezet was nergens te vinden. Nog rook hij geen onraad, haalde zijn schouders op en pakte een nieuwe zak van zolder die toen hij die even uit het oog verloor ook spoorloos was. Dit herhaalde zich steeds en toen ook zijn laatste zak zomaar onder zijn handen verdween, raakte de Könninkboer in paniek.
Wie niet zaait, zal niet oogsten en geen roggeoogst betekende meestal hongersnood en armoede.
Dit spookte nog door zijn hoofd toen hij ineens met grote schrik dacht aan de door hem geschonden afspraak met de Heejmennekes.
Nog de dezelfde avond bracht hij met knikkende knieën en bonkend hart een schoefkoar vol met de spullen naar de Vretberg en smeekte om vergeving, maar het bleef stil, doodstil en zelfs het ruisen van de wind in de toppen der dennen hield op. Een grote angst maakte zich van hem meester en hij zette het op een lopen, zijn schoefkoar achterlatend. Hoe sneller hij liep, hoe meer hij het gevoel kreeg dat er iemand achter hem aan kwam. Hij rende en rende totdat hij de openstaande niendeur van zijn boerderij geheel buiten adem achter zich dicht sloeg en hijgend een veilig heenkomen in de bedstee zocht. Die nacht deed hij geen oog dicht, stond bij het eerste kraaien van de haan al op en sloop voorzichtig naar de deel. Hij slaakte een zucht van verlichting want zijn schoefkoar met daarop alle zakken met zaaigoed waren terug. De vrede met de Heejmennekes was hersteld en beide partijen hielden zich daarna trouw aan de afspraak.
De roggeoogst was dat jaar rijker dan ooit.
De Könninkboer zal zoveel goudstukken hebben verzameld dat hij in 1880 de boerderij op de oude plek bij de Könninkweg liet afbreken en een nieuwe hoeve, wel met gebruik van het oude “veerkaante weark” (de onverwoestbare eikenhouten gebinten) aan de andere zijde van de Helmerstraat aan de Helweg liet bouwen. Na nog enkele latere verbouwingen vinden we daar de boerderij nog altijd fraai gelegen aan de voet van de Usseler Es.
Twee van de foto’s bij dit stukje zijn gemaakt door Mini die op een steenworp afstand woont en voor mij op verkenning is uitgegaan. Ik had haar van de sage verteld en ze heeft door een flesje Grolsch, wat aanmaakblokjes en een halfje bruin bij de Vretberg neer te leggen geprobeerd de Heejmennekes uit hun bult te lokken. Maar te vergeefs, laat staan dat er een goudstuk lag…..
Je moet ook niet alles geloven. Cato Elderink noteerde het in de jaren twintig. Toen Adriaan Buter, kenner en publicist van de Twentse geschiedenis twintig jaar later in 1943 korte tijd in Usselo woonde, heeft hij aan diverse boeren gevraagd of ze wisten waar de naam Vretberg vandaan kwam en of ze de sage van de boer van het Könnink kenden. Iedereen kende natuurlijk de Vretberg maar de oorsprong van de naam wisten ze niet en de sage van de Heejmennekes hadden ze nog nooit gehoord. Ook de toenmalige boer Nijhuis op het Könnink was hogelijk verbaasd ook hij kende de sage niet, wel had hij gehoord dat onder de Vretberg een hunebed verscholen moest liggen. 

Zou het dan toch?....

   
                                                                          
  Erve Het Könnink in 1949
 


 

 



 





            RECLAME UIT ONZE JEUGD





Wie kreeg
Molenaars Kindermeel niet met fles of paplepel ingegoten en is ermee groot geworden.
Mini in elk geval niet.
Maar herkenbaar is het zeker..

In 1888 werd de Westzaanse timmerman Pieter Molenaar eigenaar van een molen,en bouwde de molen om tot gerstpeller. 
Dat leverde in de eerste jaren wel een bescheiden winst op,maar in de jaren 1894/1895 trad een zodanige verslechtering op dat er naar andere middelen van bestaan moest worden omgezien. De molen werd omgebouwd tot meelmolen, er kon nu ook tarwemeel,rijstmeel en veevoeder gemalen worden.
Op zeker moment kreeg Pieter Molenaar van de Westzaanse huisarts J. van den Broecke het
verzoek om wat rijst te malen voor consumptie t.b.v. een zieke zuigeling. Met een koffiemolen werd de rijst tot meel gemalen. Van dit meel werd een papje gemaakt en aan de baby gevoerd, met als resultaat dat het kindje (Geertje v.d. Veen) goed begon te groeien en na korte tijd geheel beter was.

Op 22 September 1888 werd de v.o.f. (vennootschap onder firma) P. Molenaar en Co gesticht.


't Is alleen maar dat we het even weten......







 

 





HEBBEN WE OF KENNEN WE DEZE NOG?



Sommigen onder ons zijn zuinig geweest op alles en
hebben veel uit onze kindertijd bewaard. Anderen waren slordiger, gooiden het weg of zijn het bij verhuizingen kwijtgeraakt. Mini en Gerrit behoren tot de laatste categorie. Nu we ouder en nostalgischer worden komt spijt te laat. Maar soms hebben we geluk en duiken we op een rommelmarkt of internet nog iets op…. Zo kreeg Mini het oude bevrijdingsbordje bij toeval in de schoot geworpen maar liep Gerrit het mis toen hij het ergens op een rommelmarkt voor een euro zag liggen maar net te laat kwam…


                     



Heeft iemand z’n  veilig verkeerspeldje nog dat hoorde bij ons verkeersdiploma of het speldje dat we in de zesde klas verdienden met de kleurenmars? Allemaal kleinoden die we nog graag eens in het echt zouden willen vasthouden om er herinneringen bij op te halen….

 



Helemaal fraai is de paplepel die we bij onze geboorte kregen van de melkboer van de Boekelose Melkfabriek uit de Frederikastraat…..
Nu een collectorsitem…




Wie van jullie heeft er nog iets dergelijks uit de veertiger en vijftiger jaren bewaard en misschien heb je er een verhaal bij? We horen het graag.



 












 

 




WISSINKSMÖL

We weten allemaal nog wel dat de Wissinksmöl die nu terug is op haar oude plekje in Usselo vroeger in het Buurserzand stond. Het was het doel van menig zondags fietstochtje met vader en moeder.
Hans Scholte in ’t Hoff haalt herinneringen op en vertelt ons de geschiedenis van de oude “stenderkast” uit 1802. Hoe Hans dat weet?
Zijn broer Henk is de huidige molenaar!
 



Beste klasgenoten, hier mijn verhaal over de molen.
Als kleine jongen kwam ik nog al eens in het Buurserzand.

Dit had ik te danken aan mijn vader, hij was een verwoed natuurliefhebber, lid van het IVN en Natuurvrienden.
We maakten vele fiets- en wandeltochten en deze gingen meestal richting Buurse en Haaksbergen. Het belang van de natuur werd ons met de paplepel ingegoten. Zo ook kwamen we regelmatig langs de molen en de Bommelas (een boerderijtje) en het Buursermeertje in het Buurserzand. Heb me nooit afgevraagd waarom deze molen daar op een heuveltje bij het vennetje stond. Heb deze plaatsen afgelopen zondag nog bezocht en je moet goed kijken waar de molen heeft gestaan. Ik weet nog de plek te traceren, want ben wel eens over de omheining geklommen om een bezoekje aan de molen af te leggen.
Later heb ik vernomen dat deze molen een onderdeel uitmaakte van een openluchtmuseum in ontwikkeling, dat door omstandigheden niet tot stand is gekomen.
Het mooie aan mijn verhaal is dat mijn jongste broer Henk al enkele jaren molenaar is op deze molen.
Ter gelegenheid dat hij molenaar werd op deze molen heb ik een ets voor hem gemaakt.

Hieronder de geschiedenis van de molen en gedicht van Van Deinse.







Plaats                                           Usselo Enschede

Bouwjaar                                    1802

Type                                             Standermolen

Kenmerken                                 open

Functie                                        Korenmolen

Bestemming                               maalvaardig

Monumentnummer                  1883

 




De Wissinks Möl staat in de gemeente Enschede vlak bij Usselo, langs de weg naar Haaksbergen. De molen is van het type (open) standermolen, plaatselijk bekend als stenderkast. De oprichter en eerste eigenaar J.H. Wissink woonde naast het molenveld. De molen heeft drie zolders in plaats van de gebruikelijke twee zolders bij standermolens en heeft een koningsspil met spoorwiel voor de aandrijving van twee van de drie maalkoppels. Met de drie koppels molenstenen maalde de korenmolen vanaf zijn bouwjaar 1802 tot 1921 voor de boeren in de omgeving (onder andere van de Usseler Es).
Toen kwam er bij de Lonneker Coöperatie een machinale maalderij.
 
GESCHIEDENIS
In 1921 kocht Jan Bernard van Heek na een tip van J.J. van Deinse de molen en liet hem overbrengen naar het Buurserzand tussen Buurse en Haaksbergen, waar hij een openluchtmuseum wilde laten bouwen. Die plannen zijn echter niet uitgevoerd.
In de vier teerlingen van Bentheimer zandsteen werd ook in die tijd het volgende gedicht van Van Deinse gebeiteld:


Ik zin ‘ne oale stenderkast
Oet achtteenhonderdtwee
Do mi-j Jan Heenik Wissink ginn
n Ossel bouwen dee
 
Ik heb as Wissinks Möl bekènd,
Op ’t oale erve doar
’t Zoad van ’n Osseler Esch emaald
Hoast honderdtwintig joar
 
De ni-jje tied met zinnen stoom
Dee hef’t mi-j an edoan,
As gedacht’nis vuur ’t noageslacht
Kwam ‘k op diss’ stéé te stoan
 
In negenteen honderd twintig een
Hef Jan Bernard van Heek
Mi-j kof en do weer op ebouwd
Hier achter Zonnebeek





In de jaren ’50 geraakte de molen in een slechte staat, mede door toedoen van vernielzuchtigen. De staat van de molen was dermate slecht, dat de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten de molen eigenlijk wilde slopen. De Edwina van Heekstichting heeft zich toen garant gesteld voor de herstelkosten van de molen. In 1957 werd een grote restauratie uitgevoerd, die de toekomst van de molen veilig stelde.
Er werd in 1965 nog een restauratie uitgevoerd. In 1970 kwam de molen op de lijst van Rijksmonumenten te staan. De jachtopziener sprak zich toen ook uit in de regionale pers over de belabberde toestand van de molen, want hij begon gevaarlijk naar links over te hellen.
In november 1972 sloeg de molen op hol tijdens een hevige storm, dreigde uit elkaar te schudden en vlam te vatten door de hoge wrijving in de kap. Dat werd tegengehouden door de snel ter plaatse zijnde Haaksbergse brandweer.
Vervolgens werd de molen afgebroken en tot 1981 werden de losse onderdelen opgeslagen.
De bewoners van Buurse hoopten de molen in hun dorp te kunnen houden (slagzin: Stenderkast moet in Buurse blijven!) maar in mei 1981 werd de molen in een dag teruggeplaatst op zijn oorspronkelijke plek bij Usselo op de nog aanwezige oude fundamenten en opnieuw gerestaureerd. Dit was het resultaat na een conflict waar niet minder dan de volgende spelers in mee deden: Natuurmonumenten, Ministerie voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk, gemeentebestuur Haaksbergen, Gedeputeerde Staten van Overijssel, Vereniging Hollandsche Molen, Raad van State en Stichting “De Overijsselse Molen”. Op de toenmalige Technische Hogeschool Twente werd het “Actiecommité Wissinks Möl noar d’ oale stee” opgericht.

 
                         
Oorspronkelijk stond de molen in een heideveld waar de wind vrij spel had. Thans zijn er bomen gegroeid die de goede werking hinderen.
In 2008 werden er bomen gekapt aan de zuidwest- en noordoostzijde, waardoor de molen veel rustiger loopt.
Nu is de molen eigendom van Stichting Wissink’s Molen. De vereniging Wissinks Möl ondersteunt de stichting.



 

 




WAAR LAG DAT VOETBALVELD?

Op 30 mei 1932  werd onze speeltuin “HET STEVEFENNE” geopend. De opening werd gevierd met een voetbalwedstrijd tussen twee elftallen samengesteld uit kinderen uit de buurt….
Maar waar was dat voetbalveld. Zeker niet op de speeltuin zelf, maar waar dan wel?

Misschien dat iemand de huizen herkent?

                                  


 

 




VAN DE LAGERE SCHOOL
 
Voor veel meisjes was doorleren na de lagere school niet altijd vanzelfsprekend. Ze waren meestal bij voorbaat al voorbestemd om huisvrouw te worden (trouwen, kinderen krijgen,  gezin verzorgen, enz.) Dus gingen ze naar de Huishoudschool, ook wel de Spinazieacademie genoemd. Deze behoorde tot het lager beroepsonderwijs en had als functie vrouwen voor te bereiden op hun rol als huisvrouw en om als echtgenote en moeder zuinig en efficiënt met huishoudgeld om te gaan. Ook een betrekking bij een deftige (fabrikanten)familie was voor menig meisje een mogelijkheid en wie verder wilde kon eventueel nog doorstromen naar een verzorgend beroepsonderwijs.
Ook bij ons thuis ging dat zo. Wij meiden gingen alle drie naar de Enschedese Huishoudschool, die gelegen was aan de Mr. P.J. Troelstrastraat. Dat was vanaf Stadsveld nog wel een behoorlijk stukje fietsen… 
Het was nog volop zomervakantie 1958 toen ik langzamerhand mijn schoolspulletjes bij elkaar ging te verzamelen. Boeken - sommige van al ver verouderde druk door de zoveelste overname en dat nog de nodige moeilijkheden op zou leveren -, een stel witte schorten met verpleegstersknopen en de witte kookdoekjes waren al voorhanden en hoefde ik die niet meer aan te schaffen.
Bijgaande foto is nagenoeg identiek aan het kooklokaal zoals wij  die op de E.H.H. hadden.
Er kwamen bij mij meteen een aantal herinneringen naar boven en in gedachten zie ik mezelf weer in kooktenue met de pollepel zwaaien.
Ik heb geprobeerd iets van deze schoolbelevenissen in een soort rijmpje te verwoorden….


NAAR DE SPINAZIEACADEMIE ... 
Na zes jaar zwoegen op de lagere school,  
werden we pubers, waren gegroeid als kool.
Voor ons naderde wederom een nieuwe tijd,
onze geleerdheid moest nog verder uitgebreid.

Voor mijn verjaardag kreeg ik alvast zo’n schooltas,
voor  alle boerenwijsheid die niet in m’n hoofd past.
Met twee voorvakken en ook dat riempje had wel iets,
‘k nam ‘m al bij voorbaat even achterop m’n fiets.

Kreeg ook nog een vulpen, ook dat kwam heel mooi uit.  
Het vullen werkt zo ongeveer als een injectiespuit.
Ook kreeg ik nog een potje inkt, zo voor de aardigheid
de kroontjespen heeft afgedaan, is nu verleden tijd

Bij Hopp heb ik veel schoolse spullen aangeschaft.
Met stevig bruin papier heb ik mijn boeken omgekaft. 
Kocht agenda, schriften, etiketten, een nieuw etui.  
toen was ik praktisch klaar voor de Spinazieacademie.

In de manufacturenzaak van Herman Scheele,
mijn naaigerei en ook m’n allereerste bra gehaald.
‘k Weet nog goed, het was zo’n mooie zachte gele,
die heb ik van mijn eigen geld betaald.

Toen de dag kwam dat ‘het feestje’ kon beginnen,
ging ik vol ontzag dat grote gebouw naar binnen.
Maar na verloop van tijd wende het uiteindelijk wel,
al was ik bepaald niet wat je noemt zo’n studiemodel.

Voor kookles moesten witte schort en kookdoek mee.
Het uur begon op dinsdagmiddag tien voor twee.
We leerden kokkerellen, geen lariekoek of apekool,
een eindje verderop daar stond de Ambachtschool.
Vol toewijding aan de slag daarom bij deze les,
onze baksels hadden daar het meest succes.

Vele jaren zijn sindsdien voorbijgegaan.
Mijn oude schooltas heeft vaak nog dienst gedaan.
Al mijn levenslessen kon ik eraan toevertrouwen.
Laat hem nu maar rustig ergens op de zolder staan.
Hij werd te zwaar om ‘m dagelijks mee te sjouwen.



                            
 

 




PUZZELEN

Hiermee zijn we alweer aan het eind van onze bijdrage van september 2018'.

Het puzzeltje geeft de naderende herfst aan.
We hebben hem al uitgeprobeerd en het was nog knap lastig om te maken. Dat vonden we zelf althans.

Wij wensen de liefhebbers dan ook veel succes en puzzelplezier!
 









 

 

 

TOP

HOMEPAGE