SLAGERS
Als ik terugdenk aan het Enschedese straatbeeld
van vroeger, valt het op hoe weinig
middenstanders er nu nog zijn in de gewone
straten. Men is verhuisd naar een winkelcentrum
of is ten ondergegaan aan de concurrentie met de
ketens....In iedere straat was wel een
sigarenwinkeltje, kleine kruidenier of een
vakman die reparaties uitvoerde meestal niet
eens in een winkelpand maar gewoon vanuit huis
of schuur.
In mijn buurtje was de melkfabriek van de
Boekelose natuurlijk professioneel, maar er
waren ook een naaister en een schoenmaker die in
de bijkeuken hun werkplek hadden en een visboer
die niet alleen ventte maar waar je ook in een
verbouwd schuurtje achter zijn huis nieuwe
haring kon halen en zo waren er meer.
Opvallend vond ik hoeveel slagers er in onze
buurt, die toch aan de rand van de stad lag, de
kost probeerden te verdienen. Dit kon niet
gewoon thuis, men had dus een duur winkelpand
nodig en niet iedereen kon zomaar een slagerij
beginnen, het waren vakmensen die niet alleen
iets verkochten maar ook uit de geslachte dieren
voor de klant een smakelijk stukje vlees moesten
creëren. Mijn moeder ging in de regel niet naar
zo’n buurtslager.
Zij combineerde de
dinsdagmarkt in de stad met slager van Mourik
aan de Haaksbergerstraat tegenover de Emmastraat
die volgens haar goed en goedkoop was. Het was
er dan ook altijd zeer druk en de wachttijden
liepen hoog op maar dat nam men op de koop toe
in die tijd. Als ze iets was vergeten of er
moest snel nog wat gehaald worden, was slager
Koopmans aan de Haaksbergerstraat bij de ingang
van het Spinnersplein haar favoriet.
Toen ik een jaar of vijftien was, lag moeder
regelmatig in het ziekenhuis en moest ik de
boodschappen doen. Vader ging voor groente,
fruit vis en kaas op zaterdag naar de markt en
ik deed op mijn vrije middag het rondje de
Gruijter en Jamin in de Voorstad voor koffie,
lekkers en extra´s, voor de gewone
kruidenierswaren naar Leppink aan de Dennenweg
en ten slotte naar slager Koopmans.... Ik vond
het daar niet prettig, het was er meestal vol en
de struise Pathmosvrouwen kropen altijd brutaal
voor...
Er waren echter genoeg alternatieven in de buurt
en moeder hoefde niet te weten dat ik niet naar
Koopmans ging want het vlees werd nog in
neutrale papieren zakken meegegeven.
Het dichtst bij was Tieman op de hoek van de
Haaksbergertsraat en de Dr. P. van Hoekstraat.
Dat vond ik echter een onsympathieke man die mij
in het bijzijn van een van zijn spaarzame
klanten ruw de deur wees toen ik er een kwartje
voor het schoolfonds kwam innen. Dan was er
Achterberg aan de toenmalige Broekheurnerweg, nu
Weth. Elhorststraat. Daar hoefde ik niet heen
want hij kwam zelf altijd op zondagmorgen aan de
deur, niet voor een onsje pekelvlees maar om ons
Gods woord te brengen en de Wachttoren aan te
smeren. Dan waren er nog Elfers aan de
Zweringweg, Schukkink aan de Dennenweg naast
Leppink of Nieuwenhuis aan de Pathmossingel...
Keus genoeg dus en natuurlijk ter Weele op het
Spinnersplein tegenover het badhuis naast Pit.
Daar moest ik alleen heen voor leverworst want
hij maakte volgens velen en ook mijn ouders de
lekkerste van Pathmos, Enschede, aarde en
omstreken.
Hoewel ik het traditionele plakje
worst allang was ontgroeit, kreeg ik het van hem
op de vuist mee en als er volk in de winkel was,
sneed hij nog een extra plak af en deed dat bij
in de verpakking. “Veur oen werkloze breur” ,
voegde hij er tot grote hilariteit van de andere
klanten aan toe. Nu had ik helemaal geen broer
dus was dat plakje uiteraard ook voor mij.
Als
er niemand in de winkel was , kreeg ik het
echter niet. Het was dus alleen een soort
reclamestunt en ik had het donkerbruine
vermoeden dat je de extra plakjes wel degelijk
zelf meebetaalde. Een soort `Wost oe eig´n toet´n.`
Toen ik op een goede dag onderweg naar Koopmans
toevallig opfietste met een jongen uit de buurt,
wees hij me op slager Bosman aan de
Haaksbergerstraat tegenover de Derde School met
den Bijbel, niet omdat deze zulke dikke
karbonades had of prijsstunter was, nee, hij had
een mooie dochter wier surplus aan schoonheid
bestond uit een prachtige dikke bos lichtblond
haar en donkere wenkbrauwen. Als iemand anders
me dit had verteld, zou ik het waarschijnlijk
mijn twijfels hebben gehad, maar ik was al
eerder een ervaring met deze vrouwenkenner de
mist in gegaan. Zo kwam er volgens hem bij de
IJssalon Italia aan de Haaksbergerstraat op
zondagmiddag altijd een meisje met een grijs en
een bruin oog. Ik geloofde hem niet en we sloten
een weddenschap af om een dikke ijsco. Tot mijn
grote verbazing en pijn in de portemonnee had
hij gelijk. Dus nam ik nu maar aan dat het waar
was en besloot slager Bosman met mijn klandizie
te vereren in de hoop een glimp van zijn
bijzondere nazaat op te vangen. Ik ben er een
paar keer geweest want op de kwaliteit van het
vlees was niets aan te merken maar helaas ben
zijn dochter in en om de slagerij nooit
tegengekomen.
Dat was een paar jaar later tot mijn grote
verrassing wel het geval. Ik werkte toen in
Glanerbrug en bij heel slecht weer ging ik wel
eens met de bus en de TET halte was voor de deur
bij slager Bosman. Terwijl de regen in bakken
neerviel zag ik haar met paraplu uit de winkel
komen. Het kon niet missen, mijn buurjongen had
niets te veel gezegd of overdreven. Terwijl ik
nog verlekkerd toekeek besefte ik meteen dat dit
een meisje was waar ik als saaie grijze muis
geen moeite voor hoefde te doen omdat ik al bij
voorbaat kansloos was.
Moeder was intussen weer de oude en omdat ik
werkte, zat mijn taak als boodschappenhaler er
op. Ik heb de mooie slagersdochter nooit meer
gezien en wist niet eens haar voornaam tot voor
kort:
....60 jaar later.... gezegend zij Facebook!
Op de fraaie foto (boven) uit 1954 zien we de Haaksbergerstraat met slagerij Koopmans. Een
groot deel van de oude eiken die de hele straat
ooit aan beide kanten omzoomden, staan er
nog......Er is er nog maar een van over
tegenover Koopmans bij de Zuiderstraat...
gelukkig is er wel nieuwe aanplant.