Het is met enige schroom dat ik u deelgenoot wil maken van een misdrijf uit mijn jeugd.
Ik had het diep weggesloten in een van de vele vergeetkluisjes van mijn geheugen, maar toen een oud-klasgenote mij onlangs in een openhartige bui een soortgelijk vergrijp opbiechtte, kwam de pijnlijke gebeurtenis, samen met een diep gevoel van schaamte weer boven.
Lees en huiver;
Er was er een jarig, hoera, hoera!
Zijn naam stond op het bord naast de door meneer getekende Nederlandse driekleur.
Het feestvarken had al voor de klas gestaan en we hadden al gezongen.
Toen werd er getrakteerd.
Vaak waren dat van die hartjes met een spreuk of een ulevel met een papiertje met; “Ik hou van jou” of iets anders zoetsappigs. Ook toffee’s en toverballen waren in de mode.
Dit keer echter was het een erg deftig snoepje, langwerpig, wit, met een vulling en een roodkleurig papiertje erom. Het was niet eens lekker maar dat zal wel juist de luxe zijn geweest.
Onze belangstelling ging in het bijzonder uit naar het papiertje. Het was zo stevig dat je wanneer het snoepje er uit was, je het weer zo kon vouwen alsof het snoepje er nog in zat.
Dit werd dan ook terplekke veelvuldig beoefend en er werden uit baldadigheid volle papiertjes voor lege omgeruild hetgeen natuurlijk enige opschudding veroorzaakte temeer omdat enkele slachtoffers zich met de vinger omhoog bij meneer meldden. Gönning had er al een paar keer goed doorheen gedonderd toen ik het snoepje van mijn buurman Johan Veendijk nog compleet op zijn bank zag liggen. Ondanks de waarschuwing van meneer kon ik de verleiding niet weerstaan en ruilde het snoepje in een onbewaakt ogenblik om voor mijn lege papiertje………Ik had het hem natuurlijk weer teruggegeven wanneer hij er naar had gevraagd. Dat was echter een misrekening. Zodra hij het in de gaten kreeg stak hij hevig verontwaardigd zijn vinger op.
Nu kon ik niet meer terug. Meneer had al gewaarschuwd en zou hij nu nog een keer met hetzelfde geintje worden geconfronteerd, zwaaide er wat.
Hij was dan wel mijn favoriete leraar maar wanneer hij kwaad was, kon hij gooien met krijt en zelfs met de borstel of de spons en met een draai om de oren was hij niet zuinig.
Ik zat voor het blok. Mijn grijze cellen werkten koortsachtig. Razend snel ontdeed ik onder de bank Johan's snoepje van het papiertje en stopte het in mijn sok, het papiertje stak ik in mijn zak.
In tussen had Johan zijn beklag gedaan en beende meneer al met grote stappen op ons af. Het angstzweet brak mij uit, maar ik moest sterk zijn. “Wie heeft dat snoepje gepakt?” snauwde hij. Iedereen hield de adem in, niemand zei wat. “Heb jij dat gedaan Schorn?” Hij keek mij dreigend aan. “Nee meneer”, loog ik.
“Zakken leeg halen!” Ik gehoorzaamde. Er kwamen alleen een smerige zakdoek en het lege papiertje tevoorschijn. Hij duwde me opzij en rommelde in mijn kastje. Natuurlijk vond hij niets. “Denken jullie maar niet dat je er zo gemakkelijk vanaf komt. Ik kom alles te weten ook al duurt het nog zo lang”, sprak hij veelbetekenend. Hij liep terug naar zijn tafel en Johan moest bij hem komen en kreeg het snoepje van meneer. Dit sneed mij als een vlijmscherp slagersmes door de ziel. Het verdriet van mijn vriend werd door de goedheid van mijn lievelingsleraar gesust terwijl ik als veroorzaker van al deze ellende buiten schot bleef.
Maar een weg terug was er niet meer.
Ik haastte mij na schooltijd zo snel mogelijk naar huis waar ik direct de WC opzocht. “Moi zo neudig, mien jong?”, vroeg moeder. Ik bromde maar wat van ja. Op de pot haalde ik het snoepje uit mijn sok. Het pikte en er zaten draadjes aan maar dat weerhield mij er niet van het met een paar stevige kauwen naar binnen te werken. In die tijd gooide je geen eten weg en al helemaal geen snoepjes ook al was het roofgoed. Weken heb ik in angst gezeten of meneer niet op een slechte morgen als een soort Sherlock Holmes mij ter verantwoording zou roepen. Gelukkig bleef het stil.
Tot nu.

Wie van u zonder jeugdzonden is, werpe de eerste borstel, spons of wasknijper.



Met dank aan; M.W-E te D (D) aan wie ik dit verhaal opdraag.