HENNIE

 




zicht op het nog onbebouwde Stadsveld, gezien vanaf de Maaierstraat ..
 

 





HENNIE
Toen er nog geen Stadsveld was, 
woonde een jongen uit onze klas,
in een vrijstaand huis in goede staat,
gelegen aan de Nijhuisstraat.
In de buurt was er geen enkel dak
dat zo fraai boven ‘t groen uitstak.
En als een nieuwe dag begon,
glansden de pannen in de zon.

Wie daar totaal geen oog voor had,
was de sterk groeiende stad.
De jongen en zijn huisgenoten
werden door nieuwbouw ingesloten.
Toen zijn ouders zijn gestorven,
heeft hij het huis voor zich verworven.
Misschien door eenzaamheid verscheurd,
is er met hem iets naars gebeurd.

Laatst hebben wij het huis gevonden.
De hoge bomen die er stonden,
onttrokken het aan ons gezicht.
Men spijkerde de ramen dicht.

Wij waren met zijn lot begaan
en belden bij een buurvrouw aan.
“Hennie”, zei ze, “leefde daar
als een verwarde kluizenaar. ”
De buurt heeft er wel mee gezeten.
Dus af en toe bracht men hem eten.
Op ’t laatst sloeg hij dat telkens af.
Met mensen omgaan werd een straf.

Schizofrenie en waanideeën
spleten zijn zieke geest in tweeën.
Omdat hij ‘t huis bedreigend vond,
groef hij een hol onder de grond.
Geen instantie die daar zwaar aan tilde,
het was blijkbaar dat wat Hennie wilde.

Nog niet zo heel erg lang geleden,
heeft hij zijn laatste strijd gestreden.
Zoals dat in het leven gaat,
kwamen wij ook hier te laat.
Maar ons geweten is gesust;
Hem plaagt geen angst meer, hij heeft rust.