STRAATVERTIER
Wat zou ik graag
nog voor heel even,
met kinderen uit mijn straat misschien,
de spelletjes van toen opnieuw beleven,
en roepen; “Wie niet weg is, is gezien”.
Zou zo graag de
hoelahoep nog eens proberen,
dat zo vrees’lijk moeilijk was in het begin,
en je lijf in allerlei bochten manoeuvreren,
kon je met je kunsten zo het circus in.
‘k Wil weer met
de grote bal naar buiten,
die tegen de stoepkant gooien, even vlug.
Als het je lukte om ‘m tegen de rand te stuiten,
kwam die als een boemerang weer bij je terug.
Wat zou ik graag
nog eens de boer op gaan,
naar ’t oude Uss’lerschooltje op m’n fiets.
In de wei de stier van Bult nog eens zien staan.
Het avontuur kwam zomaar uit het niets.
Kan nog vaak zo
naar die tijd verlangen,
weer slootje springen naar de overkant.
Met een schepnet stekelbaarsjes vangen,
en knollen jatten van de boer z’n land.
’s Avonds als ik in
m’n bed wat lig te dromen,
met een glimlach en wat lichtelijk verstrooid,
de heimwee naar een tijd die nooit terug zal komen,
vol heimwee naar een tijd die allang is voltooid.