De Frederikastraat waar ik in de 40er en 50er
jaren van de vorige eeuw opgroeide, lag toen nog
aan de rand van de stad. Stadsveld en Boswinkel
zaten nog in de verrekijker en aan het eind van
de straat zat je al op de boer. Je zou zeggen
mooi rustig, maar dat viel tegen. We kregen wel
degelijk geluiden van de stad mee.
KLEPPEKLAPPEKLOP
Dat begon ’s morgens al vroeg. Bij ons in de
straat was namelijk het filiaal gevestigd van de
Boekelose Melkfabriek van waaruit de melkventers
de omliggende wijken introkken. Om zes uur kwam de vrachtwagen uit Boekelo om in
een grote tank de losse melk en in kratten de
andere melkproducten te brengen. Het lossen van
de metalen kratten en het rammelen daarbij van
de flessen maakte mij al bijtijds wakker. Kort
daarna kwamen de melkventers naar het werk met
hun paarden wat met een voortdurend
gekleppeklappeklop van de hoeven gepaard ging.
De melkwagens werden geladen en de tank gevuld
wat meestal door onderling geschreeuw en gevloek
werd begeleid. Ik kon het vaak letterlijk
verstaan. De filiaalleider probeerde het netjes
te houden door zelf te schreeuwen: “Vleuk’n
heuft nich, as d’r hier mot word’n vleukt kan’k
dat zölf nog wal.” Vervolgens kwamen de venters
met paard en wagen aan ons huis voorbij onderweg
naar wachtende huisvrouwen en was het tot een
uur of vier ‘s middags rustig waarna het lawaai
zich in omgekeerde richting herhaalde.
(op de
foto; Mijn moeder en de buurvrouwen, de melkboer
was zojuist geweest. Mijn persoontje in overall,
ik kluste toen al bij.)
Stoomfluit
fabriek Scholten ca. 1970
STOOMFLUIT
Vader werkte in die jaren nog 48 uur per week
inclusief de zaterdagmorgen in de
textielfabriek. De werktijden lagen vast, maar
voor alle zekerheid lieten de fabrieken een
waarschuwing horen door middel van een
stoomfluit. Iedere fabriek had zo’n fluit die
niet altijd tegelijk floten. Dus je hoorde er
eerst één en vervolgens sloten zich de anderen
aan tot één grote kakofonie in diverse
toonhoogten die tot ver in de omstreken te horen
was. Dit gebeurde vijf keer per dag. De dichtbij
zijnde fabrieken waren voor mij Jannink en
Scholten. Bij de laatste stond de stoomketel pal
aan de Haaksbergerstraat die af en toe tussen de
middag een vieze, smerige, dichte stinkende mist
produceerde waardoor je niets meer zag. Van
twaalf tot half twee was er anderhalf uur tijd
voor het warme middageten. Zodra de
fabriekspoorten zich openden braakten ze een
enorme golf van fietsende mannen uit die zich in
rap tempo over de stad verspreidde en zich om
half twee weer door de poorten liet opslokken.
’s Avonds om 10 uur floten de laatste
stoomfluiten voor de nachtploeg.
St.
Janskerk aan de Haaksbergerstraat 1925
BIMBAM
Zondags was de melkfabriek gesloten en ook de
fabrieken bleven tot 22 uur dicht.
Maar dan was het de beurt van het torenklokje
van de Sint Janskerk. Het luiden was niet voor
ons bestemd, maar voor de Roomse gelovigen van
heel Enschede-Zuid. Toch moesten we er tegen wil
en dank van meegenieten. Het gelui was iedere
dag wel te horen bij doop, huwelijk, begrafenis,
lof, enz. Maar op zondagmorgen als het andere
straatlawaai ontbrak, kwam het indringender en
lang tot ons. Dat was ook de bedoeling want onze
straat herbergde een aantal grote katholieke
gezinnen die zich verzamelden om samen ter kerke
te gaan. Als zij zich in beweging zetten, was
het alsof er een peloton infanterie met
volledige bepakking onder mijn slaapkamerraam
langs marcheerde……
Eind zestiger jaren kwam er een omslag. Met de
teloorgang van de textiel blies ook de
stoomfluit zijn laatste adem uit terwijl de oude
Sint Jan werd gesloopt voor een nieuwe, kleinere
en lagere kerk waarvan ik het klokje nooit heb
gehoord.
De melkventers hielden het wat langer vol. Eind
jaren vijftig werd het filiaal in de
Frederikastraat drastisch verbouwd en vergroot
waardoor de werkzaamheden zich grotendeels
binnen afspeelden terwijl ook paard en wagen
werd vervangen door elektrische melkwagentjes
waarmee de geluidsoverlast sterk verminderde.
Maar ook de melkfabrieken waren op den duur
zelfs na een grote fusie niet rendabel meer.
Moeders kochten de producten steeds vaker bij de
supermarkt. In 1991 nam dan ook de laatste
melkventer in Enschede afscheid van zijn paar
overgebleven klanten.
Natuurlijk zijn er ook andere straatgeluiden
verdwenen, denk maar eens aan de groenteboer,
melkboer, bakker, visboer en petroleumboer die
allemaal met een bel of luid geroep hun
aanwezigheid in de straat aankondigden.
Ik koos deze omdat ze grotendeels bepalend waren
voor het dagritme van toen.
Een passend rijmpje tot slot;
DE STOOMFLUIT
Twaalf uur, de stoomfluit, fluit!
De poort zwaait open, de fabriek gaat uit.
De massa spoedt zich naar 't genot,
van vrouwlief en de middagpot.
Maar oom agent fluit bij de Graaff.
Men trapt snel door of stopt er braaf.
Dan heerst op straat een uurtje rust
tot men 't gezin ten afscheid kust..
Half twee, de stoomfluit, fluit
als achter hen de poort zich sluit.
Het kerkklokje van Sint Jan,
dat kan er ook wat van.
Diverse keren op een dag,
moet het volop aan de slag
bij huwelijk, doop, heilige mis
en als iemand gestorven is,
luidt het diens zonden en diens deugd,
zodat Petrus of Satan zich verheugt
op weer een nieuwe ziel
die aan diens dierbaren ontviel.
Fluit en klok hebben me nooit gestoord,
Je mist ze, nu je ze niet meer hoort.