VRÖMDELINGENKERKHOF

 

 



.
 

 




\

VRÖMDELINGENKERKHOF


Iedere stad of dorp met een eigen kerk en kerkhof had in het verleden ook een begraafplaats voor vreemdelingen. Het lag ergens in een hoek weggestopt en was door een muur, heg of ijzeren hek van het normale kerkhof gescheiden en bestemd voor doden die niet tot de kerkgemeenschap behoorden, maar wel in de omgeving waren overleden. Omdat men ze niet kende of familie kon vinden en dus niet zeker wist of ze wel gedoopt waren, mochten ze niet in de gewijde grond worden begraven. Meestal waren het rondtrekkende kermisgasten of andere neringdoenden zonder vaste woon of verblijfplaats. Er hing rond zo’n vrömdelingenkerkhof een geheimzinnige sfeer want men vreesde dat de zielen van deze doden gingen dolen om toch eeuwige rust te vinden op de gewone begraafplaats. De koster die verantwoordelijk was voor deze dodenakker moest dan ook iedere dag bij zonsondergang controleren of het toegangshek met het grote hangslot en de zware ketting wel goed afgesloten was….. Zo ook de koster van de Grote kerk in Enschede rond het jaar des Heeren 1560. Hij hield er al rekenschap mee.. Eenmaal per jaar, meestal na een stormachtige herfstnacht zonder maanlicht, trof hij ’s morgens de ketting en het hangslot op de grond voor het openstaande hek aan. Hij wist altijd zeker dat hij goed had afgesloten. Verbaasd en angstig controleerde hij dan de graven maar er was niets bijzonders te zien. Ook de pastoor en de kerkenraad hadden hiervoor geen verklaring maar er was niemand te vinden die er ’s nachts de wacht durfde te houden. Tot de oude Hendrik zich meldde. Hij werd beschouwd als een zonderling die voorgezichten had (hij zou in de toekomst kunnen kijken), kon contact leggen met overleden voorouders, was niet bang voor geesten of demonen en wist vaak nauwkeurig het weer te voorspellen. Hij zou zich, wanneer hij zo’n nacht in het najaar aan zag komen, verdekt bij het kerkhof opstellen en kijken wat er gebeurde….. Bij zijn eerste keer was het al raak…Midden in de nacht, klokslag twaalf openden zich de graven en rezen de zwevende zielen der overledenen er zwijgend uit op. Het slot sprong vanzelf open en piepend en krakend week de ijzeren poort om hen door te laten…..De doodgevroren zwerver, de straatmuzikant met een gebroken hart, de marskramer die slachtoffer was geworden van een roofmoord, de bij een gevecht doodgestoken kermisklant, een bij een ongeluk omgekomen handwerksman, de acrobaat die zijn nek had gebroken en de ongehuwde moeder met haar kindje die door iedereen verstoten, zichzelf en haar spruit van het leven had beroofd. Zij allen spoedden zich door de poort en verspreiden zich over de hei. Hendrik kon zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en sprak een van de zielen aan. “Waarheen gaat gij ?” De aangesprokene had echter grote haast.. “Naar onze geboortegrond”, hijgde hij Hendrik met vage stem in het voorbijgaan toe… Deze keek de voort ijlende schimmen vol medeleven na en begreep dat men probeerde thuis te komen in eigen stad of dorp om rust te vinden onder een eigen grafsteen in de gewijde grond van de kerk waar men eens was gedoopt..….. Toen sloeg de klok plotseling één uur…. en daar kwamen ze allemaal weer aan en verdrongen zich door de poort terug naar hun graven…Een rusteloze ziel voegde Hendrik in het voorbijgaan zuchtend toe…”We hebben slechts één uur om onze geboorteplaats te bereiken, lukt het, dan hebben eeuwige rust, zo niet moeten we terug, maar zwijg voor je eigen zielenrust over wat je hebt gezien.” Hendrik, diep getroffen en aangedaan als hij was over wat hij had beleefd, kon het echter niet voor zich houden, wekte de pastoor en de koster en biechtte hen alles op. Deze namen er verschrikt kennis van, wierpen zich voor het altaar op de knieën en smeekten Onze Lieve Heer om hulp…….. De oude ziener ging naar huis. De volgende morgen werd Hendrik door de koster gevonden, voorover liggend, verdronken in een regenplas van nog geen tien centimeter diep met de zware ketting en het hangslot van het vrömdelingenkerkhof om zijn nek….Het toegangshek en de graven stonden wagenwijd open. Had de oude Hendrik zichzelf opgeofferd of had men hem gebruikt als afkoopsom voor de duivel om de dolende zielen naar huis te laten gaan? De koster dekte de lege graven snel weer af en toen Onze Lieve Heer niets van zich liet horen, besloot de pastoor er verder geen ruchtbaarheid aan te geven en om herhaling te voorkomen het vrömdelingenkerkhof voorgoed te sluiten en er niemand meer ter aarde te bestellen. Dode vreemdelingen werden in het vervolg buiten de stad in de heide begraven op een plek die men Bottenkamp (nu Boddenkamp) noemde, blijkbaar een wijs besluit want het huiveringwekkende verschijnsel heeft zich daarna nooit meer voorgedaan….