VRETBERG

 

 

 





 

 




VRETBERG
Tussen de Usselerveenweg en de Heersenkampweg in Usselo loopt een weggetje dat naar de opmerkelijke naam Vretberg luistert.
Even dacht ik dat het iets te maken had met barbecues of andere culinaire uitspattingen in de openlucht van mijn vroegere buurmeisje; Gera D. v.d.M. uit B. die daar in de zeventiger jaren heeft gewoond maar die gedachte moest ik al snel laten varen omdat de naam Vretberg al eeuwen oud is.
In mijn kindertijd stonden er enige zomerhuisjes maar nu zijn het prachtige zomerverblijven of bungalows die het weggetje omzomen.
De naam Vretberg komt van een kleine heuvel die daar in het dennenbos lag. Zo druk bewoond als het er nu is zo angstvallig meden de Usseler boeren vroeger deze omgeving waarvan men dacht dat het wel eens een grafheuvel uit de oudheid kon zijn waar het niet pluis was…..
Volgens Cato Elderink woonden er in de heuvel; Heejmennekes een soort aardmannetjes die je nooit te zien kreeg, hooguit als een blauw vlammetje dat wel eens oplichtte boven het moeras.
Naar argeloze voorbijgangers riepen ze voortdurend “heej heej” en je kon je maar beter uit de voeten maken zonder er op te reageren. Natuurlijk waren er knapen die uit stoerheid “heej heej” terug riepen maar daar waren de Heejmennekes niet van gediend. Als je pech had en je had ze goed kwaad gemaakt, sprong er een in je nek en liet niet meer los. Je kon het menneke niet zien of grijpen alleen de zware druk op je nek en schouders waren voelbaar zoals ook in onze tijd stress of depressies een zware onzichtbare druk op je leggen…. Meestal liep het dan ook niet goed af…
Ook de Heejmennekes in de Vretberg lieten van zich horen.
Op een donkere winteravond toen de boer van het oude erve Könnink, dat al in 1286 in de annalen wordt vermeld, uitrustte bij het los veur klonk plotseling een angstaanjagende stem buiten;

   
“Heej boer heej!
    Hier moet gehouwen hout
    en gemalen mout.
    Hier moet gebakken worden
    en gebrouwd.”


De boer snelde naar buiten maar trof niemand aan, alleen op de rand van de put vond hij een goudstuk. Toen hij uit de richting van de Vretberg nog de roep “heej heej” hoorde, wist hij genoeg. Hij moest in ruil voor het goudstuk de Heejmennekes van brandhout, brood en bier voorzien.
Nu had elke grote boerderij in vroeger tijden een eigen bakspieker en brouwde men eigen bier terwijl ook aan brandhout geen gebrek was, dus was het een goede ruil. De boer plaatste het gevraagde bij de put en de volgende morgen was alles verdwenen.
Na enige tijd lag er weer een goudstuk en leverde de boer weer brood, bier en brandhout. Dit herhaalde zich voortdurend tot de boer op een dag toen de regen met bakken uit de hemel viel in een kwade bui zich zelf dacht; ”Loat de Heejmennekes verekk’n.” Hij stak het goudstuk in zijn zak en legde er niets voor terug. Enkele dagen later was het tijd om de rogge te zaaien, de akker op de Es lag dampend open en de boer wilde aan de slag, maar waar hij ook zocht, zijn zak met zaaizaad die hij de avond daarvoor had klaar gezet was nergens te vinden. Nog rook hij geen onraad, haalde zijn schouders op en pakte een nieuwe zak van zolder die toen hij die even uit het oog verloor ook spoorloos was. Dit herhaalde zich steeds en toen ook zijn laatste zak zomaar onder zijn handen verdween, raakte de Könninkboer in paniek.
Wie niet zaait, zal niet oogsten en geen roggeoogst betekende meestal hongersnood en armoede.
Dit spookte nog door zijn hoofd toen hij ineens met grote schrik dacht aan de door hem geschonden afspraak met de Heejmennekes.
Nog de dezelfde avond bracht hij met knikkende knieën en bonkend hart een schoefkoar vol met de spullen naar de Vretberg en smeekte om vergeving, maar het bleef stil, doodstil en zelfs het ruisen van de wind in de toppen der dennen hield op. Een grote angst maakte zich van hem meester en hij zette het op een lopen, zijn schoefkoar achterlatend. Hoe sneller hij liep, hoe meer hij het gevoel kreeg dat er iemand achter hem aan kwam. Hij rende en rende totdat hij de openstaande niendeur van zijn boerderij geheel buiten adem achter zich dicht sloeg en hijgend een veilig heenkomen in de bedstee zocht. Die nacht deed hij geen oog dicht, stond bij het eerste kraaien van de haan al op en sloop voorzichtig naar de deel. Hij slaakte een zucht van verlichting want zijn schoefkoar met daarop alle zakken met zaaigoed waren terug. De vrede met de Heejmennekes was hersteld en beide partijen hielden zich daarna trouw aan de afspraak.
De roggeoogst was dat jaar rijker dan ooit.
De Könninkboer zal zoveel goudstukken hebben verzameld dat hij in 1880 de boerderij op de oude plek bij de Könninkweg liet afbreken en een nieuwe hoeve, wel met gebruik van het oude “veerkaante weark” (de onverwoestbare eikenhouten gebinten) aan de andere zijde van de Helmerstraat aan de Helweg liet bouwen. Na nog enkele latere verbouwingen vinden we daar de boerderij nog altijd fraai gelegen aan de voet van de Usseler Es.
Twee van de foto’s bij dit stukje zijn gemaakt door Mini die op een steenworp afstand woont en voor mij op verkenning is uitgegaan. Ik had haar van de sage verteld en ze heeft door een flesje Grolsch, wat aanmaakblokjes en een halfje bruin bij de Vretberg neer te leggen geprobeerd de Heejmennekes uit hun bult te lokken. Maar te vergeefs, laat staan dat er een goudstuk lag…..
Je moet ook niet alles geloven. Cato Elderink noteerde het in de jaren twintig. Toen Adriaan Buter, kenner en publicist van de Twentse geschiedenis twintig jaar later in 1943 korte tijd in Usselo woonde, heeft hij aan diverse boeren gevraagd of ze wisten waar de naam Vretberg vandaan kwam en of ze de sage van de boer van het Könnink kenden. Iedereen kende natuurlijk de Vretberg maar de oorsprong van de naam wisten ze niet en de sage van de Heejmennekes hadden ze nog nooit gehoord. Ook de toenmalige boer Nijhuis op het Könnink was hogelijk verbaasd ook hij kende de sage niet, wel had hij gehoord dat onder de Vretberg een hunebed verscholen moest liggen………
Zou het dan toch?....

          
                                                                Erve Het Könnink in 1949...


 

 



voorzijde erve Könnink..
 

 



achterzijde erve Könnink..