Dit verhaal - nog nooit aan iemand verteld -
gaat over mijn eerste en diepste geheim dat in mijn
jonge leventje plaatsvond. Nog lang heb aan dit
incident met schaamte en gêne teruggedacht. Op den
duur geraakt zoiets natuurlijk wel in het
vergeetboek. Maar nu op oudere leeftijd, op zoek
naar jeugdherinneringen en nostalgie, kwam het weer
helemaal bovendrijven. Wie vroeger ooit bij juf Van
de Bosch in de klas gezeten heeft, zal kunnen beamen
dat ze niet altijd één van de makkelijkste
onderwijzeressen was, dat ze vaak onbillijk kon
zijn, soms bij het strenge af. Dat had de kleine
Mini tot haar eigen schande en schaamte ook
ondervonden.
Het overviel haar opeens
op een middag
in de 2e klas, na het speelkwartier. Ze moest
plotseling zó nodig naar de wc. Maar juf had het
daarnet al andere kinderen geweigerd die ook
naar het toilet wilden. “Nee je mag niet naar de wc,
dan had je maar in het speelkwartier moeten gaan”,
was haar korte maar afkeurende antwoord. Mini durfde
het daarom ook niet aan juf te vragen, maar ze zat
wel in een noodsituatie. Natuurlijk was er tijdens
de pauze nog niets aan de hand en je ging toch niet
naar de wc als je niet hoefde? Eigenlijk moest ze
gewoon opstaan en naar het toilet rennen, maar dat
durfde ze niet. Juf zou haar vast met haar scherpe
stem terugroepen of haar terug de klas in sleuren.
Maar wat moest ze dan? Ze begon zachtjes te wiebelen
in haar bank en keek daarbij tersluiks naar haar
buurvrouw. Die scheen niets in de gaten te hebben.
Met een verbeten gezicht drukte ze haar billen stijf
tegen elkaar. Zo probeerde ze de urinestroom nog
enigszins in toom te houden. Dat lukte maar voor
even want haar blaas stond nu toch wel echt op
knappen. Nog een laatste poging wagen bij juf?
Gewoon haar vinger opsteken en vragen of ze toch
gaan mocht? Pech gehad, het kon al niet meer.
Haar
blaas begon een eigen leven te leiden.
Ze voelde de nattigheid al tussen de benen. Ze kneep
haar billen nog dichter tegen elkaar in een poging de
plas te beheersen. Maar wat ze ook probeerde, er was
geen houden meer aan. Langzaam, beetje bij beetje,
stroomde de inhoud van de blaas tussen haar benen
weg, richting vloer. “Jakkes, heb ik me daar maar zo in de broek geplast”, constateerde ze tot
haar eigen afschuw. Mini kreeg het er benauwd van.
Haar rokje voelde ook al nat aan. Ze begon onrustig
te schuiven in de bank en probeerde de natte plek in
haar rok zoveel mogelijk te verdoezelen door erop te
gaan zitten.
Als iemand van de kinderen of juf hier
ook maar enige “lucht” van kreeg, was ze nog niet
jarig.
Oh natuurlijk, ze zouden haar nawijzen en
uitjoelen; “Mini Hagels hef zich in de bokse pist,
pisgriet, stinkgriet”. Scheldwoorden, spot en het
hoongelach van de klas zouden van nu af aan haar
deel worden en haar verdere schooljaren verpesten.
Vooral bij de jongens zou het veel hilariteit
opleveren.
In gedachten hoorde zij ze al ginnegappen
en natuurlijk zouden ze het haar bij elke
gelegenheid voor de voeten gooien.
Ze liet expres
haar potlood op de grond vallen, maar keek daarbij
eerst naar juf of die het ook merkte. Maar die zat
aan haar lessenaar hun taalwerkjes na te kijken en
scheen nergens notitie van te nemen. Toen dook naar
ze naar beneden om haar potlood op te pakken en
bekeek daarbij stiekem de schade op de houten vloer.
Gadverdamme ja, daar lag een levensechte plas. Zou
haar buurvrouw al wat gemerkt hebben?
Om zich heen
spiedend zag ze dat de andere kinderen gewoon bezig
waren met hun opgegeven sommen. Niemand scheen iets
in de gaten te hebben. Een pietsje opgelucht ging
Mini weer verder met haar eigen rekenwerk. Ze bad in
stilte dat het gauw vier uur zou worden, dan kon ze
tenminste snel naar huis en zich stiekem verschonen,
de natte, vieze onderbroek weg moffelen en een
schone jurk of rok aantrekken.
De tijd kroop om, de
middag leek wel uren langer te duren dan anders, maar eindelijk
ging de verlossende bel. Vier uur.
Nu kon ze
gelukkig naar huis. Eerst de bank uitschuiven en er
netjes naast gaan staan, zo hadden ze het van juf
geleerd. Daarna in rijen opstellen en via de gang de
hal door en hoera, toen was ze buiten. Schichtig
keek ze nogmaals om zich heen. Grote opluchting
maakte zich van haar meester. Niemand scheen iets
gezien te hebben, niemand die een pisgeur had
waargenomen. Thuisgekomen ging ze direct naar boven
en dook de kast in om een schone onderbroek op te
snorren. Moeder noemde zoiets heel deftig een
directoire. Maar ja, moeder had vroeger ook Frans op
school gehad en af en toe gooide ze er wel eens een
Frans woordje tegenaan. Directoire of onderbroek,
het maakte Mini geen bal uit, ze wou gewoon dat
vieze natte geval uittrekken dat aan haar billen
plakte. Ze ging op het bed zitten en graaide met
haar hand door de stapeltjes ondergoed in het oude
dressoir op haar slaapkamer. Eens kijken wat er allemaal
lag. Een rode gebreide onderbroek en een dito geval
in het lichtgroen. Die had moeder zeker gebreid.
Daarnaast lagen de gewone witte of anders getinte
onderbroeken. Aan de andere kant lagen de
zelfgebreide borstrokken. Ze vond die dingen
afschuwelijk, ze stonden nergens naar, zaten veel te
strak en knelden om je lichaam. Daarbij vond ze het
ook nog zo’n stom woord. Borstrok! Wat een benaming.
Wat had dat kledingstuk nou met een rok of een borst
te maken. Voor de borsten had je toch BH’s? Dat wist
ze best. Met haar hand streek ze zacht over haar
bovenlichaam. Plat, het voelde daar nog zo plat als
een duppie. Eens zou zij ook borsten hebben, maar
dat zou nog wel erg lang duren. Hoe zou haar voorkant er
later uitzien? Ze trok een lade van de kast open en
zocht naar twee paar opgerolde sokken die ze achter
haar hemd stopte. Ze stond op en bekeek zich in de
spiegel van het oude dressoir. Mmmmh, die linkerkant
kant leek wel wat groter en zat een beetje lager dan
de rechterkant, die wel wat omhoog leek te kruipen.
Ondanks haar ellende begon ze onwillekeurig te
giechelen. Zó zou ze er later uitzien. Schots en
scheef. Ze duwde de sokken weer op hun plaats en
bekeek het resultaat nogmaals. Dat was
wel wat beter, maar het was niet echt, de tieten
waren net zo nep als de pot met goud aan het eind
van de regenboog. Ze slaakte een diepe zucht en
legde de sokken weer terug in de kast. De rooie
gebreide onderbroek die ze gepakt had legde ze ook
weer terug in de kast. Die ging ’s winters over een
gewone onderbroek heen, als extra bescherming tegen
de kou. Dat gevalletje kon je ook eigenlijk beter
niet aantrekken, ze wist uit een soortgelijke
ervaring dat hij rood zou afgeven. Dan haj’ d’r
meteen nog 'n rooie onderboks bie. Wist moeder
gelijk weer hoe laat het was. Verder zou ze er niet
zo moeilijk over doen.
“Een
ongelukje kan nou eenmaal gebeuren, daar kun je niks
aan doen”, zei ze dan. Maar dit was natuurlijk geen
ongelukje meer, dit was een natuurramp van de
bovenste plank. Op school hoefde natuurlijk
nooit iemand te weten wat er was gebeurd. De
vernedering en gemene opmerkingen, ze zou het niet kunnen
verdragen. Zelf zou ze het nooit aan iemand
vertellen en mocht er toch één zijn die er iets van
had gemerkt en haar aanwees, dan zou ze het gewoon
glashard ontkennen. Zo praatte ze zichzelf moed in. Mini trok een schone broek uit het stapeltje en ging
resoluut de slaapkamer van haar ouders binnen en
verwisselde het plakkerige kledingstuk met het
schone exemplaar en haalde uit de kleerkast een
schone rok en trok hem aan. Stinkbroek en dito rok
deponeerde ze stiekem onderin de wasmand, daarna
ging ze naar beneden om thee te drinken. Ziezo dat
had ze in elk geval goed geregeld.
De volgende dag
ging ze met tegenzin naar school. Ze had het zo
benauwd. Stel je voor dat toch iemand had gezien wat
er gebeurd was en het tegen juf had gezegd. Die zou
haar natuurlijk een flinke uitbrander geven waar
iedereen bijstond.
De rest van haar leven zou ze als
pispaaltje door het leven gaan, dat stond wel vast.
In de klas gekomen keek ze spiedend naar de vloer,
onder haar zitplaats. Er was godzijdank niks meer
van de miniramp te zien, de plek was weg, opgedroogd,
verdampt.
Opgelucht schoof ze in haar bank en begon haar
spullen uit het vakje te halen. Ook verder op de
ochtend was er niemand die maar enige toespeling
maakte over het gebeurde van gisteren. De hele
verdere week niet en ook later niet.
Wat had ze toch
weer eens geweldig geluk gehad.
Vader had
gelijk, zondagskinderen waren echte mazzelpikken..