HOMEPAGE

GEDICHTEN

VERHALEN

ACTUEEL

NOSTALGIE

NIEUWS

 

 

            
    


 
 




Dit verhaal - nog nooit aan iemand verteld - gaat over mijn eerste en diepste geheim dat in mijn jonge leventje plaatsvond. Nog lang heb aan dit incident met schaamte en gêne teruggedacht. Op den duur geraakt zoiets natuurlijk wel in het vergeetboek. Maar nu op oudere leeftijd, op zoek naar jeugdherinneringen en nostalgie, kwam het weer helemaal bovendrijven. Wie vroeger ooit bij juf Van de Bosch in de klas gezeten heeft, zal kunnen beamen dat ze niet altijd één van de makkelijkste onderwijzeressen was, dat ze vaak onbillijk kon zijn, soms bij het strenge af. Dat had de kleine Mini tot haar eigen schande en schaamte ook ondervonden.
Het overviel haar opeens op een middag in de 2e klas, na het speelkwartier. Ze moest plotseling zó nodig naar de wc. Maar juf had het daarnet al andere kinderen geweigerd die ook naar het toilet wilden. “Nee je mag niet naar de wc, dan had je maar in het speelkwartier moeten gaan”, was haar korte maar afkeurende antwoord. Mini durfde het daarom ook niet aan juf te vragen, maar ze zat wel in een noodsituatie. Natuurlijk was er tijdens de pauze nog niets aan de hand en je ging toch niet naar de wc als je niet hoefde? Eigenlijk moest ze gewoon opstaan en naar het toilet rennen, maar dat durfde ze niet. Juf zou haar vast met haar scherpe stem terugroepen of haar terug de klas in sleuren. Maar wat moest ze dan? Ze begon zachtjes te wiebelen in haar bank en keek daarbij tersluiks naar haar buurvrouw. Die scheen niets in de gaten te hebben.
Met een verbeten gezicht drukte ze haar billen stijf tegen elkaar. Zo probeerde ze de urinestroom nog enigszins in toom te houden. Dat lukte maar voor even want haar blaas stond nu toch wel echt op knappen. Nog een laatste poging wagen bij juf? Gewoon haar vinger opsteken en vragen of ze toch gaan mocht? Pech gehad, het kon al niet meer.
Haar blaas begon een eigen leven te leiden. Ze voelde de nattigheid al tussen de benen. Ze kneep haar billen nog dichter tegen elkaar in een poging de plas te beheersen. Maar wat ze ook probeerde, er was geen houden meer aan. Langzaam, beetje bij beetje, stroomde de inhoud van de blaas tussen haar benen weg, richting vloer. “Jakkes, heb ik me daar maar zo in de broek geplast”, constateerde ze tot haar eigen afschuw. Mini kreeg het er benauwd van. Haar rokje voelde ook al nat aan. Ze begon onrustig te schuiven in de bank en probeerde de natte plek in haar rok zoveel mogelijk te verdoezelen door erop te gaan zitten. Als iemand van de kinderen of juf hier ook maar enige “lucht” van kreeg, was ze nog niet jarig.
Oh natuurlijk, ze zouden haar nawijzen en uitjoelen; “Mini Hagels hef zich in de bokse pist, pisgriet, stinkgriet”. Scheldwoorden, spot en het hoongelach van de klas zouden van nu af aan haar deel worden en haar verdere schooljaren verpesten. Vooral bij de jongens zou het veel hilariteit opleveren. In gedachten hoorde zij ze al ginnegappen en natuurlijk zouden ze het haar bij elke gelegenheid voor de voeten gooien. Ze liet expres haar potlood op de grond vallen, maar keek daarbij eerst naar juf of die het ook merkte. Maar die zat aan haar lessenaar hun taalwerkjes na te kijken en scheen nergens notitie van te nemen. Toen dook naar ze naar beneden om haar potlood op te pakken en bekeek daarbij stiekem de schade op de houten vloer. Gadverdamme ja, daar lag een levensechte plas. Zou haar buurvrouw al wat gemerkt hebben? Om zich heen spiedend zag ze dat de andere kinderen gewoon bezig waren met hun opgegeven sommen. Niemand scheen iets in de gaten te hebben. Een pietsje opgelucht ging Mini weer verder met haar eigen rekenwerk. Ze bad in stilte dat het gauw vier uur zou worden, dan kon ze tenminste snel naar huis en zich stiekem verschonen, de natte, vieze onderbroek weg moffelen en een schone jurk of rok aantrekken. De tijd kroop om, de middag leek wel uren langer te duren dan anders, maar eindelijk ging de verlossende bel. Vier uur.
Nu kon ze gelukkig naar huis. Eerst de bank uitschuiven en er netjes naast gaan staan, zo hadden ze het van juf geleerd. Daarna in rijen opstellen en via de gang de hal door en hoera, toen was ze buiten. Schichtig keek ze nogmaals om zich heen. Grote opluchting maakte zich van haar meester. Niemand scheen iets gezien te hebben, niemand die een pisgeur had waargenomen. Thuisgekomen ging ze direct naar boven en dook de kast in om een schone onderbroek op te snorren. Moeder noemde zoiets heel deftig een directoire. Maar ja, moeder had vroeger ook Frans op school gehad en af en toe gooide ze er wel eens een Frans woordje tegenaan. Directoire of onderbroek, het maakte Mini geen bal uit, ze wou gewoon dat vieze natte geval uittrekken dat aan haar billen plakte. Ze ging op het bed zitten en graaide met haar hand door de stapeltjes ondergoed in het oude dressoir op haar slaapkamer. Eens kijken wat er allemaal lag. Een rode gebreide onderbroek en een dito geval in het lichtgroen. Die had moeder zeker gebreid. Daarnaast lagen de gewone witte of anders getinte onderbroeken. Aan de andere kant lagen de zelfgebreide borstrokken. Ze vond die dingen afschuwelijk, ze stonden nergens naar, zaten veel te strak en knelden om je lichaam. Daarbij vond ze het ook nog zo’n stom woord. Borstrok! Wat een benaming. Wat had dat kledingstuk nou met een rok of een borst te maken. Voor de borsten had je toch BH’s? Dat wist ze best. Met haar hand streek ze zacht over haar bovenlichaam. Plat, het voelde daar nog zo plat als een duppie. Eens zou zij ook borsten hebben, maar dat zou nog wel erg lang duren. Hoe zou haar voorkant er later uitzien? Ze trok een lade van de kast open en zocht naar twee paar opgerolde sokken die ze achter haar hemd stopte. Ze stond op en bekeek zich in de spiegel van het oude dressoir. Mmmmh, die linkerkant kant leek wel wat groter en zat een beetje lager dan de rechterkant, die wel wat omhoog leek te kruipen. Ondanks haar ellende begon ze onwillekeurig te giechelen. Zó zou ze er later uitzien. Schots en scheef. Ze duwde de sokken weer op hun plaats en bekeek het resultaat nogmaals. Dat was wel wat beter, maar het was niet echt, de tieten waren net zo nep als de pot met goud aan het eind van de regenboog. Ze slaakte een diepe zucht en legde de sokken weer terug in de kast. De rooie gebreide onderbroek die ze gepakt had legde ze ook weer terug in de kast. Die ging ’s winters over een gewone onderbroek heen, als extra bescherming tegen de kou. Dat gevalletje kon je ook eigenlijk beter niet aantrekken, ze wist uit een soortgelijke ervaring dat hij rood zou afgeven. Dan haj’ d’r meteen nog 'n rooie onderboks bie. Wist moeder gelijk weer hoe laat het was. Verder zou ze er niet zo moeilijk over doen. “Een ongelukje kan nou eenmaal gebeuren, daar kun je niks aan doen”, zei ze dan. Maar dit was natuurlijk geen ongelukje meer, dit was een natuurramp van de bovenste plank. Op school hoefde natuurlijk nooit iemand te weten wat er was gebeurd. De vernedering en gemene opmerkingen, ze zou het niet kunnen verdragen. Zelf zou ze het nooit aan iemand vertellen en mocht er toch één zijn die er iets van had gemerkt en haar aanwees, dan zou ze het gewoon glashard ontkennen. Zo praatte ze zichzelf moed in. Mini trok een schone broek uit het stapeltje en ging resoluut de slaapkamer van haar ouders binnen en verwisselde het plakkerige kledingstuk met het schone exemplaar en haalde uit de kleerkast een schone rok en trok hem aan. Stinkbroek en dito rok deponeerde ze stiekem onderin de wasmand, daarna ging ze naar beneden om thee te drinken. Ziezo dat had ze in elk geval goed geregeld.
De volgende dag ging ze met tegenzin naar school. Ze had het zo benauwd. Stel je voor dat toch iemand had gezien wat er gebeurd was en het tegen juf had gezegd. Die zou haar natuurlijk een flinke uitbrander geven waar iedereen bijstond.
De rest van haar leven zou ze als pispaaltje door het leven gaan, dat stond wel vast.
In de klas gekomen keek ze spiedend naar de vloer, onder haar zitplaats. Er was godzijdank niks meer van de miniramp te zien, de plek was weg, opgedroogd, verdampt. Opgelucht schoof ze in haar bank en begon haar spullen uit het vakje te halen. Ook verder op de ochtend was er niemand die maar enige toespeling maakte over het gebeurde van gisteren. De hele verdere week niet en ook later niet.
Wat had ze toch weer eens geweldig geluk gehad.
Vader had gelijk, zondagskinderen waren echte mazzelpikken..