WITTE WIEVEN


 




Witte wieven in de koel bie Lochem....
 

 




WITTE WIEVEN 
We hadden de kleinkinderen een paar dagen te logeren want het is herfstvakantie.
Genieten geblazen. Ze hadden van school een opdrachtje meegekregen om iets te maken voor Halloween, of opa even kon helpen. Onze kleindochter wilde een enge vleermuis knutselen en de kleinzoon had al een angstaanjagende zombie getekend maar er moest nog een gedichtje bij.
Samen kwamen we er al griezelend uit en was iedereen tevreden….
Halloween; toen ik zo oud was als mijn kleinkinderen nu, had ik er nog nooit van gehoord, net zo min als van Valentijnsdag. Het is ons aan komen waaien van overzee en zij die er handig op inspelen verdienen er een dik belegde boterham mee…
Natuurlijk werden wij vroeger ook bang gemaakt met spoken, monsters en heksen want angst voor het occulte en ongrijpbare zit al in onze genen gebakken zolang de denkende mens bestaat.
Nog geen honderdvijftig jaren geleden geloofden onze voorouders nog in witte wieven die op afgelegen en onheilspellende plekken woonden. Menig eenzame reiziger zag ze bij schemering boven de moerassen zweven, anderen hoorden ze jammerlijk klagen in de buurt van grafheuvels (de witte wievenbelten) of ronddwalen in de witte wievenkoelen die we in Twente en de Achterhoek nog kennen en waar we als kind met schoolreisjes naar toe gingen.
Zijn veel spoken of demonen waar men vroeger bang voor was toen de enige media de verhalen rond het losse veur waren, hersenspinsels; witte wieven hebben daarentegen echt bestaan…



                                         
Met schoolreisje naar de witte wievenkoel in lochem  - 1953

Het waren in lange witte gewaden geklede wijze vrouwen die als priesteres dienst deden bij de Germaanse stammen die langs weerszijden van de oostgrens met Duitsland woonden.
Ze hadden niet alleen taken tijdens de eredienst maar waren ook behulpzaam bij geboortes en brachten troost bij verdriet en dood, terwijl ze bij ziektes de juiste geneeskrachtige planten en kruiden wisten te vinden. Kortom de sociale werkster van weleer.
Toen het christendom met geweld zijn intrede deed was er voor deze vrouwen geen plaats. Zij werden dan ook door de kerk als heidense toverkollen afgeschilderd en vermoord of verbannen naar afgelegen oorden waar niemand durfde te komen zoals de oeroude grafheuvels die in onze streken veel voorkwamen. Van goede wijze vrouwen werden ze in de loop der eeuwen dus een soort demonische heksen met wie je maar beter geen ruzie kon krijgen want dan was het mis……
Legio zijn verhalen en sagen over goede en slechte daden van witte wieven.
Hier volgt een van de bekendste.
Het moet zo’n tweehonderd jaar geleden zijn dat er in het fraaie losse hoes op het oude erve Waarbekke dat toen nog tot Lonneker behoorde en dicht bij het huidige pretpark tot 1945 heeft gestaan, een grote bruiloft werd gevierd. Familie, vrienden en noabers uit de verre omtrekt waren uitgenodigd. Toen de boer daar dan ook trots gewag van maakte, merkte een van de gasten op dat hij de witte wiefkes die in de nabij gelegen grafheuvels in het bos bij Oele woonden, was vergeten.
Er ging een schok door het grote gezelschap en men keek elkaar verschrikt aan want dit verzuim zou wel eens nadelige gevolgen kunnen hebben op het welzijn en de toekomst van het jonge paar.
Nu was er één mogelijkheid om de toorn van de wiefkes te stillen en dat was het aanbieden van een aan het spit gebraden dakhazen (kat). Dit was voor de vrouwkes de grootste lekkernij en meer waard dan goud of zilver want daar hadden ze zelf zat van. Maar wie durfde het gebraad er heen te brengen? Een boerenzoon, met al wat foezel op, bood zich aan en ging vol branie op pad. Hij was niet bang en zou die wieven wel eens een lesje leren. Hij pakte een haarspit(puntig werktuig om de zeis mee te scherpen) van de deel maar braadde geen dakhazen en sloop zonder de lekkernij naar de Oeler grafheuvels.
Daar aangekomen sprak hij niet de traditionele “brulftenneugerssprök” maar riep, terwijl hij het lege spit op de belt wierp; “Witte wieven wit, hier breng ik oe ’t spit, kiek mar da’j gebroad d’r bi’j kriegt” waarna hij het op een lopen zette. Dat was maar goed ook want de wiefkes waren woest en zetten de achtervolging in. De jonge boer wist nog net op tijd door de niendeur de boerderij binnen te vluchten toen een van de witte wieven hem het lege spit achterna wierp dat trillend in de stiepel bleef steken. Gelukkig kwamen witte wieven nooit binnen want eenmaal onder een dak verloren ze hun magische krachten en teerden ze weg, maar buiten rond de boerderij krijsten de getergde wiefkes nog geruime tijd het dreigende lied;

Ha’k miene leerkes mar an
erukt
Dan was oene vlucht nich elukt 
En ha’k oe an het spit edrukt..


Het spreekt voor zich dat de stemming op de bruiloft door het voorval danig werd getemperd en dat de boerenzoon de grafheuvels zijn leven lang angstvallig heeft gemeden..
Jarenlang kon men nog het diepe gat in de stiepel aanwijzen waar de scherpe punt van het spit met grote kracht was binnen gedrongen.


 

 



Primitieve tekening van door witte wieven bewoonde grafheuvels....
 

 



Dansende witte wieven....