WIE IS ER BANG VOOR DE BOZE WOLF?
Konden mijn ouders mij en ik later mijn dochter
na het vertellen over Roodkapje nog
geruststellen dat er geen boze wolven in het bos
waren, bij mijn kleinkinderen lukt dat niet meer
want de wolf is terug, diverse schapenhouders
hebben het al ondervonden. Biologen beweren dat
het geen probleem is, want ze vormen een
tegenwicht voor wilde zwijnen en edelherten waar
er teveel van zijn en waarvan vooral de zwijnen
veel grotere schade aanrichten.. Ik betwijfel
dat want ik denk dat Midas en Bor de strijd met
een sterk everzwijn en de confrontatie met een
hertengewei niet riskeren wanneer ze in een
afgesloten weiland de bijeengedreven schapen
voor het uitzoeken hebben.
Onze voorouders dachten er blijkbaar ook zo over
want de wolf was hun volksvijand nummer één die
hen beroofde van hun schaarse vee en ook voor de
mens zelf levensgevaarlijk was. Het in hun ogen
ondier werd dan ook genadeloos door drijfjachten
opgejaagd en gedood.
In de buurt van boerderijen was vaak een
wolfskuil gegraven, een diep gat met steile
wanden waaruit het dier wanneer het er in viel
niet meer kon ontkomen en vervolgens werd
afgemaakt.
Bij de Hölterhof zou nog zo’n wolfskoele te zien
zijn.
De wolf trok zich dan voor een tijdje terug,
maar bij oorlogen of dodelijke ziekten als de
pest waarbij het boerenland door plundering en
sterfte soms voor jaren was verlaten, veroverde
de wolf het gebied terug. Vooral in het Aamsveen
had men er veel last van en trof men zelfs jonge
wolven in de bedstee van een verlaten boerderij
aan. Op de kop van een wolvin stond na de
Münsterse oorlogen in 1675 toen de wolven weer
in de Esmarke werden gesignaleerd een premie van
60 carolusguldens, voor een rekelwolf 50 en een
jong
15 die door de Staten van Overijssel werden
uitgeloofd.
Wolvenjacht
De laatste wolf bij Enschede zou rond 1700 zijn
geschoten langs de Wolvenbekke, een verdwenen
beekje dat haar naam daaraan dankte en ten
zuiden van het huidige Pathmos moet hebben
gestroomd. Dat de angst voor wolven, ook in
Enschede er nog lang in zat, bewijst een
kinderliedje dat werd gezongen bij een spel waar
een van de kinderen de wolf was en wel wat leek
op het verstoppertje dat wij speelden;
Wi’j woll’n noar oonz’n gaorn goan, (1)
En haal’n nen pot met knoll’nDoar kwam oons nen
wolf temeut
Den beet oons in de boll’n (oud woord
voor benen)
Wat hadd’n wi’j dow,
wat hadd’n wi’j dow,
Wat hadd’n wi’j kapotte beene,
Wolf, wolf kom moar oet!
(1) gaorns waren de tuinen die lagen op
de oude stadswal tussen de stadsgracht en de Zuiderhagen)
Talloos zijn de volksverhalen en sprookjes over
de strijd tussen de boze wolf en de mens.
Ik heb er één voor jullie uitgezocht.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Enschede
door de Spanjaarden bezet. Een van de officieren
was de Italiaan in Spaanse dienst Bernardo
Cerneago de Callenfels. Hij was ingekwartierd
bij Roelof van Scheven die op de Nije Borgh aan
het van Loenshof woonde. Deze had een mooie
dochter Anna die door de charmante Italiaan al
snel werd ingepalmd. Direct na de dood van
Roelof trouwden ze en zo verkreeg Bernardo grote
delen van de erfenis waaronder landerijen en
boerderijen in Usselo…..
Om hier controle op te houden, liet hij aan de
Usseler Es voor zichzelf en Anna een Borg
(versterkt huis) bouwen. Hij was echter onder de
Usseler boeren door zijn autoritair optreden en
omdat ze hem nauwelijks konden verstaan, niet
erg populair. Lang heeft hij er dan ook niet
gewoond. Na de dood van Anna hertrouwde hij en
vertrok naar Ahaus. De Borgweg en boerderij “de
Borg” aan de Helmerzijde in Usselo herinneren
nog aan het in de loop der eeuwen verdwenen
huis.
Bernardo overleefde ternauwernood het volgende
angstige avontuur .
Op een koude doch heldere winterdag had Cerneago
een Italiaanse vriend uitgenodigd voor een rit
te paard door het Buurserzand, een woest gebied
van zandverstuivingen en hei dat door de pas
gevallen sneeuw en de schaduwen van de grillige
jeneverbessen in de laag staande zon een
bijzondere aanblik bood. Prettig converserend
reden de heren door dit wondere landschap toen
plots aan de horizon een grote groep hongerige
wolven opdook die in ras tempo naderde. De
geschrokken ruiters hoefden de paarden niet aan
te sporen want de dieren hadden de wolven al
geroken en zetten het op een wilde galop waarbij
ze door hun berijders nauwelijks konden worden
beteugeld. In razend tempo joeg men over de
besneeuwde hei maar de wolven die zich in twee
groepen links en rechts van hun prooi hadden
gesplitst waren sneller…… Eindelijk doemde de
Usseler Es op en de angstige, reeds zwaar
hijgende en bezwete paarden werden nog eens
extra aangespoord. De wolven waren al tot op een
tiental meters genaderd toen men de Borg
bereikte. Met een reuzensprong via de bevroren
gracht over de houten omheining bracht Cerneago
zich in veiligheid. Het paard van zijn vriend
struikelde echter en kwam door de gladheid
moeilijk overend. Zijn berijder rende naar het
huis en kon op het laatste moment door Cerneago
en een toegesnelde knecht over de omheining
worden getrokken. Daarna konden ze slechts
toezien hoe het arme paard door de wolven werd
verscheurd.
Terwijl de wolven ’t
paard verslinden
denkt Cerneago; ”dat is pech”
Össel is een veil’ge Borg
maar lag net iets te ver weg…
(vrij naar; “de Dodenrit” van Drs.P.)